In 2025 viert Amsterdam haar 750-jarig bestaan, terwijl Ajax terugblikt op 125 jaar clubgeschiedenis. Het Stadsarchief en Supportersvereniging Ajax grijpen die mijlpaal aan voor de tentoonstelling Eén club, Eén stad, Ajax Amsterdam. Nog tot en met 31 augustus te zien bij het Stadsarchief aan de Vijzelstraat.

750 jaar Amsterdam | 125 jaar Ajax | deel 2

Arie Martijn Schenk

Begin mei verscheen op oost-online het eerste deel van dit tweeluik, over de vroege Ajax-jaren, de verhuizing naar de Watergraafsmeer en het ontstaan van het Ajax-voetbal onder Jack Reynolds. Voor dit tweede deel staat stadion De Meer centraal, het stadion waar Ajax tussen 1934 en 1996 speelde – en waar de buurt jarenlang een haat-liefdeverhouding mee onderhield.

Het Ajaxterrein of ‘houten stadion’ (1911-1934) ter hoogte van het huidige Christiaan Huygensplein.

Voor dit artikel sprak ik met sporthistoricus Jurryt van de Vooren, samensteller van de tentoonstelling. ‘De Meer was een stadion met een bijzondere ligging: midden in een woonwijk, auto’s werden overal geparkeerd, gebouwd in zware tijden’, vertelt de historicus. ‘Een plek die bij veel bewoners herinneringen oproept – van trots tot verkeersfrustratie.’

De Meer verrijst aan de Middenweg
In de Watergraafsmeer, tegenover Betondorp, opende Ajax op 9 december 1934 zijn nieuwe stadion. De club kocht daarvoor hofstede Voorland aan, een boerderij iets verderop aan de Middenweg, ten koste van de schooltuintjes. Een maand eerder namen de spelers afscheid van het Houten Stadion. Ondanks de economische crisis lukte het om de financiering rond te krijgen.

Zelfs de spelers droegen bij. Het budget mocht niet boven de 300.000 gulden uitkomen. Architect én Ajax-bestuurslid Daan Roodenburgh ontwierp het stadion als een ‘huis in een tuin’. Bomen bleven staan, de oprijlaan van de oude hoeve kreeg een plek in het plan. De hoofdtribune verrees als een bakstenen baken, met kleedkamers, sporthal, restaurant en hoekhuizen voor terreinknechten. Wat volgde gold als modern voor zijn tijd: een stadion tussen de huizen, gebouwd uit vastberadenheid. In totaal speelde Ajax 953 officiële wedstrijden in stadion De Meer. Daarvan eindigden er 742 in winst, 120 in een gelijkspel en slechts 91 in verlies.

De opening van stadion De Meer.

Olympiër in beton
Roodenburgh, architect én commissaris van Ajax, ontwierp eerder al het Houten Stadion. ‘Ook sportfaciliteiten voor AFC uit Zuid en diverse kerken kwamen uit zijn pen’, vertelt Jurryt. ‘Zijn ontwerp voor De Meer stuurde hij in 1936 naar Berlijn voor de kunstwedstrijden van de Olympische Spelen.’

Geen medaille, wel eeuwige vermelding bij het Internationaal Olympisch Comité. Zijn zoon Pieter voetbalde bij de jeugd van Ajax, maar koos uiteindelijk voor hockey. In 1938 debuteerde hij in het Oranje Hockeyteam.

Spelershonk in stadion De Meer

Buurtoverlast en volle trams
Vanaf het begin bleef de bereikbaarheid een punt van zorg aan de oostkant van de stad. Duizend auto’s, nog eens veel taxi’s en slechts tram 9 richting Middenweg. De verkeersdruk zette de wijk op slot. Bewoners klaagden, agenten schreven draaiboeken. Zelfs een keerverbod op de Middenweg volgde in 1937. Grotere wedstrijden, zoals tegen Feyenoord, PSV of in Europees verband, verhuisden steevast naar het Olympisch Stadion in Zuid. De Meer reikte simpelweg niet ver genoeg.

Plannen voor een superstadion
In de jaren zestig lagen er nog plannen voor uitbreiding naar 37.000 plaatsen. Maar die bleven uiteindelijk in de la liggen. Ajax wilde zich in 1962 nadrukkelijk aansluiten bij de plannen voor een zogeheten Super League, een internationale competitie die op woensdagavonden onder kunstlicht zou worden gespeeld. Alleen: De Meer voldeed aan geen enkele eis. Te klein, geen lichtinstallatie, slechte bereikbaarheid, en zelfs delen zonder toiletten. ‘De Meer was het laatste stadion in Nederland waar een lichtinstallatie werd aangelegd’, vertelt Jurryt.

Ajax ging de ambitieuze verbouwplannen onderzoeken. ‘Ik heb de tekeningen voor een tweede tribune over de onoverdekte tribune heen’, zei toenmalig voorzitter Jan Melchers. ‘Dat zou de capaciteit op 37 à 38.000 brengen.’ De plannen leggen precies de spanning tussen ambitie en realiteit bloot. ‘Ajax droomde van Europa, maar zat intussen met een stadion in een woonwijk zonder lichtpalen’, vertelt de sporthistoricus. ‘De verbouwing ging nooit door. Ook de Super League verdween toen van tafel, maar kwam 50 jaar later weer terug.’

Tijdens de afbraak van het stadion aan de Middenweg.

Staaf, spijkerbom en de laatste lichtmast
In de jaren 80 en 90 kreeg het stadion nieuwe hekken, skyboxen, kuipstoeltjes en zelfs een gezinstribune. Toch laaiden de spanningen op. Tijdens Ajax – Austria Wien in 1989 vloog een ijzeren staaf vanaf de tribune richting het veld. Een maand later vielen gewonden bij een spijkerbom in het uitvak van Feyenoord. Europese duels verdwenen definitief.

Einde in zicht
In 1974 circuleerden al de eerste plannen voor een vertrek uit de Watergraafsmeer. Te klein, te onveilig, te moeilijk bereikbaar. Pas in 1993 viel het definitieve besluit. Drie jaar later, op 28 april 1996, sloot De Meer met een 5–1 tegen Willem II. In Zuidoost lag ruimte voor groei. Op de plek van het stadion verrees Park de Meer, met straatnamen als Wembleylaan en Cruijffbrug als stille knipoog naar een roemrijke voetbalgeschiedenis.

De middenstip van toen in Park de Meer.

Tentoonstelling in het Stadsarchief
De tentoonstelling Eén club, Eén stad, Ajax Amsterdam is tot en met 31 augustus te zien in het Stadsarchief Amsterdam aan de Vijzelstraat. Check stadsarchief.amsterdam.nl
Toegang is gratis.