Wie vanaf het vrij toegankelijke Artisplein naar de vogelvolière kijkt, ziet ze lopen: kluten, steltkluten en lepelaars in het hoge gras. De Hollandse Polder in Artis biedt uitzicht op een stukje nagebootst landschap dat steeds schaarser voorkomt in Nederland. In die volière slingert een sloot door een drassige zone, wilgen steken boven het riet uit. In dit ‘plas-drasgebied’ leven weidevogels die het in eigen land steeds moeilijker krijgen.

Arie Martijn Schenk | Foto’s Ronald van Weeren

Maartje, teamleider vogels, leidt langs de volières en broedkasten van Artis. Ze is eindverantwoordelijk voor de vogelafdeling, van flamingo tot fazant. ‘Wij halen het eerste legsel bij de weidevogelsweg en plaatsen dat in een broedmachine. Zo komt er een tweede legsel dat de ouders zelf kunnen uitbroeden’, vertelt Maartje. Zo groeit de populatie binnen dierentuinen en blijven er mogelijkheden om ze terug te zetten in de natuur. ‘In de natuur mislukken nesten ook vaak, bijvoorbeeld door roofvogels. Daarom maken ze gewoon een tweede legsel.’

Van drasland naar broedmachine
Naast de Hollandse Polder staat het Broedhuis. Ooit gebouwd in 1939 als onderdeel van de eerste kinderboerderij van Nederland. Dankzij 5000 gulden van beschuitfabriek Verkade verrees hier een ruimte waar vandaag weer nieuw leven uit het ei komt.

Lepelaarkuiken

Vrijwilligers geven uitleg aan bezoekers; in de broedkasten liggen eieren van onder andere kluten, tureluurs en kippen. De temperatuur blijft constant, de luchtvochtigheid varieert per kast. De precieze uitkomstdatum valt meestal goed in te schatten, vertelt een vrijwilliger. ‘Toch kan het uren duren. Soms ligt een kuiken al te trappelen, maar wacht het nét even met de laatste stap.’

Broedseizoen, op z’n zuidelijk Afrikaans
Maartje vertelt ondertussen over de Afrikaanse pinguïns, afkomstig van het zuidelijk halfrond. Daar start het broedseizoen als het hier winter is. Terwijl het gras begint te groeien in de Hollandse Polder, ronden de pinguïns hun broedzorg af. Artis coördineert het Europese soortbehoudprogramma (EEP) voor deze soort. In totaal vallen 86 diersoorten binnen Artis onder dit Europese programma. Sommige soorten, zoals de vale gieren, keren na succesvolle kweek zelfs terug naar het wild.

Kuikens zuidelijke hoornraaf

Nieuwe liefde voor de zuidelijke hoornraaf
Langs de flamingo’s – die straks in juni hun eieren leggen – wandelt Maartje naar de zuidelijke hoornraaf. Een jong ligt binnen te slapen, zichtbaar via een scherm. De moeder voert het, terwijl de man eerder tijdens het broeden voedsel aan haar bracht. ‘Ze moesten elkaar eerst leren kennen’, vertelt Maartje. De vorige man stierf, een nieuwe partner kwam in het najaar uit Griekenland. Die klik kwam, en snel. In december lag er een ei.

Of het een man of vrouw is, blijft nog even spannend. Een veer is opgestuurd voor DNA-onderzoek, de uitslag volgt. Als het een man is, dan blijft hij 5 tot 6 jaar bij zijn ouders. Een jong vrouwtje vertrekt na maximaal twee jaar.

Broedsucces gaat met vallen en opstaan bij de zuidelijke hoornraaf. ‘Zeven legsels duurde het voordat ze snapte hoe broeden werkt’, zegt Maartje. ‘Maar gelukkig gaan ze lang mee. Ze kunnen wel 40 jaar worden.’ De status van deze soort – met zijn zwarte veren en felrode keelzak – geldt als kwetsbaar. De jonge hoornraaf reist later weer door naar een andere dierentuin.

Blauwkeelara met jong

Tropisch broedgeluk: blauwkeelara’s
Om de hoek bij de zuidelijke hoornraaf zitten de ernstig bedreigde blauwkeelara’s. Er leven nog maximaal 500 blauwkeelara’s in het wild. Twee koppels bouwden in januari een nest, precies op schema voor deze vogels uit het noorden van Centraal-Bolivia. Ze leven daar op savannes met open grasland, waar verspreid ‘boseilanden’ liggen. Vooral dode palmbomen trekken ze aan: van binnen uitgehold door insecten, met net genoeg ruimte voor een nest.

De kou in Amsterdam maakt weinig uit. Grote palmen in de volière bieden herkenning. Vier jongen kwamen uit het ei, inmiddels al nauwelijks te onderscheiden van hun ouders. Ze eten palmnoten, zaden, bladknoppen en vruchten en klauteren behendig langs de takken. ‘Ze zitten er goed bij’, zegt Maartje. ‘Sociaal, speels, alert. En ze groeien als kool. De jonge herken je nu nog aan hun kortere staart.’ Ook deze jongen reizen uiteindelijk uit, maar niet meteen. Eerst nog even opgroeien onder de vleugels van de ouders.