Blind zijn is al lastig genoeg zonder corona. Als blinde ben je regelmatig afhankelijk van andere mensen om je letterlijk een handje te helpen. Hoe moet dat als afstand houden de norm is? En hoe weet je of je zelf voldoende afstand houdt? Een gesprek hierover met Irma Schwalbach.
Tineke Kalk
Eind februari 2020 liep ik op een maandagochtend stevig gearmd met een wildvreemde jonge vrouw. Dat kwam zo. Ter hoogte van een halte van tramlijn 7 stapte een vrouw uit. Ze droeg een blindenstok. ‘Kan ik u ergens mee helpen’, vroeg ik haar. Ze knikte verheugd. Ze had een paar straten verder een afspraak. Onderweg vertelde ze mij dat ze uit Amsterdam-Noord kwam. Die ochtend had ze samen met haar man de route uitgestippeld. Ze vertrouwde erop dat er mensen zouden zijn die haar zouden helpen. ‘Ik heb nog nooit een vervelende ervaring gehad.’
Hoe zou het nu met haar gaan, dacht ik het afgelopen jaar vaak. En met al die andere mensen met een visuele handicap. Ik besloot op onderzoek uit te gaan. Op steenworp afstand van mijn huis bleek in de plint van het appartementencomplex de Whale op Sporenburg in het Oostelijk Havengebied een blindenactiviteitencentrum te zitten.
‘Dit is eigenlijk een buurthuis, maar dan voor volwassenen met een visuele beperking’, vertelt Irma Schwalbach, directeur van het activiteitencentrum. ‘Behalve uit Amsterdam komen onze cliënten uit de hele regio.’ Hun leeftijd varieert van 35 tot 95. De meeste bezoekers zijn op latere leeftijd blind of slechtziend geworden en dan is aanleren van nieuwe vaardigheden minder makkelijk dan als je van jongs af aan al blind of slechtziend bent. Irma maakte via een schoonmaakbaantje tijdens haar studie kennis met de Stichting Blinden-Penning. Na haar studie bleef ze, maar nu als stafkracht en hield zich bezig met het ontwikkelen van aangepast spelmateriaal. Toen de directeur vertrok, vroeg zij aan Irma of haar baan niet wat voor haar was. Zij had gezien hoe betrokken Irma bij deze doelgroep was. Achtentwintig jaar later is ze dat onverminderd.
Onzichtbare obstakels
Voor het interview zit ik met Irma in de grote activiteitenruimte. ‘Alles is hier aangepast aan visueel gehandicapten. Er zijn geen opstapjes, de ruimte is zo ingericht dat onze bezoekers nergens tegenaan of overheen kunnen vallen. Met de bezoekers maken we goede afspraken over waar rollators, stokken en tassen worden gelaten. Bezoekers die hier voor het eerst komen, nemen we bij de hand en helpen we om de ruimte te ontdekken. Ook bij de activiteiten houden we rekening met hun handicap. We koken bijvoorbeeld op inductie en we hebben draaiknoppen met klikjes.
‘Wat voor activiteiten organiseren jullie hier?’, vraag ik nieuwsgierig. Irma: ‘Dat varieert van koken en bakken tot en met countrylinedans en yoga en van sjoelen tot creatieve activiteiten zoals werken met papier-maché.’
Yoga! Zonder dat je naar de juf kunt kijken die het voordoet of even kunt afkijken bij je buurvrouw hoe die haar been in haar nek slingert? Irma: ‘Tja, afkijken zit er niet in. Ik hoor van al onze bewegingsdocenten dat onze bezoekers de oefeningen heel goed onthouden. Hun concentratie is groot.’ En hoe kan je creatief bezig zijn als je nauwelijks ziet wat je doet? Irma: ‘Toch lukt dat en beleven de cursisten daar veel plezier aan. Alles duurt wel langer en ook hier geldt dat het meer inspanning vergt, maar we proberen alles uit.’
Blindzijn is topsport
Irma: ‘Ik denk dat veel mensen onderschatten hoeveel energie het kost om je te bewegen in de wereld. Als wij een ruimte met meer mensen binnenkomen, zien wij in een oogopslag dat er links een groep staat en verderop twee mensen aan de kant en in het midden, rond een tafel, een stel jongeren en ga zo maar door. Als blinde moet je goed luisteren en net als een MRI-scanner de omgeving stukje voor stukje aflopen en in je opnemen. Of als wij de tram ingaan, zien wij meteen waar we kunnen gaan zitten, maar een blinde moet vragen waar een plaats vrij is of voorzichtig met een stok gaan voelen.’
Jonge mensen met een visuele beperking proberen vaak lang om mee te gaan in de snelheid van de ziende maatschappij. Op een gegeven moment lukt dat niet meer en dan ligt een burn-out op de loer. Ook voor ouderen geldt dat je voortdurend op je energiebalans moet letten.
Onvoorspelbare wereld
Waar liepen de bezoekers tegenaan tijdens die eerste lockdown? Irma: ‘Voorspelbaarheid is erg belangrijk voor onze doelgroep. Plotseling hingen er in winkels plastic schermen, moest je je handen en winkelwagentje desinfecteren. Als je niet kunt zien en je vertrouwde omgeving verandert van de ene op de andere dag, dan heb je iemand nodig die jou daarbij helpt. Dat alleen al was voor sommigen confronterend.’ En waren er nog wel mensen die wilden helpen? ‘Als zij iemand hadden meegenomen bij het winkelen en samen een winkelkarretje deelden, werden zij hier soms op aangesproken. Zelfs na uitleg reageerde niet iedere winkelmedewerker begripvol. Ook afstand houden is lastig. Voor ons trouwens ook. Aanraken is voor visueel gehandicapten erg belangrijk. Als ik een bezoeker iets aangeef, zet ik dat niet ergens neer maar geef ik dat in zijn hand.’ En dan het mondkapje: ‘Meer dan wij zijn mensen met een visuele beperking op hun gehoor aangewezen. Sommige ouderen zijn ook nog eens slechthorend en dan is nabijheid eigenlijk vereist. Die eerste lockdown-periode waren we gesloten. Wel zijn wij vanaf dag één al onze cliënten telefonisch gaan benaderen. Hoe gaat het met je, heb je hulp nodig? Mensen hadden erg veel behoefte aan praten.’
Inspelen op veranderingen
Irma: ‘Juni afgelopen jaar mochten wij weer open voor de meest kwetsbare mensen. In kleine groepjes konden zij op anderhalve meter afstand hun ervaringen delen. En dan merk je hoe ingrijpend deze periode voor hen geweest is. Binnen proberen wij onze bezoekers zoveel mogelijk te begeleiden op anderhalve meter, maar waar dat niet kan, krijgen zij gewoon hulp. Wel is een aantal activiteiten, zoals alle bewegingsactiviteiten, geschrapt.’
‘En er zijn nog meer veranderingen’, vertelt Irma. ‘Vóór corona kwamen op de gewone sociëteitmiddagen wel twintig mensen. Verspreid over de ruimte zaten kleine groepjes te scrabbelen, sjoelen en klaverjassen, maar onderling contact tussen de groepjes was er niet zo veel. Nadat we in juni weer open zijn gegaan, werd de groep beperkt tot acht mensen, waardoor het onderlinge contact veel intiemer werd. Na de coronacrisis willen we dat proberen vast te houden. Ik heb van deze periode vooral geleerd dat je niet te ver vooruit moet kijken en moet inspelen op wat zich voordoet.’
Blinden-Penning heeft een fulltimer in dienst en twee parttimers, waaronder een maatschappelijk werker. Voor verschillende activiteiten zijn zzp’ers aangetrokken, en een vaste groep van vrijwilligers helpt bij extra activiteiten en uitstapjes naar theaters en musea. Vanwege de coronamaatregelen is alles in het activiteitencentrum nu anders dan normaal. Zo missen de bezoekers hun bewegingsactiviteiten, zoals de stoelgymnastiek, omdat er niet gesport mag worden. Bij versoepeling van de maatregelen wil men in het centrum het bewegen weer zo snel mogelijk oppakken. Ze zijn hiervoor nog op zoek naar een bewegingsdocent die op de woensdagochtend op het centrum les zou willen geven. Bent u geïnteresseerd of wilt u meer weten over Stichting Blinden-Penning dan kunt u contact opnemen met Monique Pijl of Irma Schwalbach via [email protected] of 020-4703644. www.blinden-penning.nl