Boek van Week 19
Dat ik een moeizame verhouding heb met jury’s, shortlists en prijzen zal geen verrassing zijn. Ik word vrijwel direct overvallen door een appels-en-peren-gevoel dat alles doodslaat en ik ben het nooit met de uiteindelijke keuze eens, tenzij Rob van Essen wint. Dit jaar vermande ik mezelf – corona kan zoveel doen – en organiseerde in de winkel samen met schrijver, recensent en buurtgenoot Maria Vlaar een grote onlineleesclub rond de shortlist van – jawel – de Libris Literatuurprijs. In drie virtuele bijeenkomsten bespraken we twee-aan-twee de zes genomineerden met klanten van de winkel en lezers uit de buurt.
En dus las ik voor het eerst van mijn leven de hele shortlist bij elkaar. Ik ging van bewondering naar vermoeid zuchten, van na herlezing toch een tikkeltje teleurgesteld naar wederom laaiend enthousiast en van oprechte verrassing naar verwachte ergernis. Twee oudere heren, vier jonkies en één rode draad: gevangenschap. Personages zaten gevangen in hun hoofd, in het familieverleden, in een zieke relatie, een jeugddetentiecentrum, in groepen met al dan niet idealistische motieven.
Twee boeken behelsden een eindeloze, vermoeiende woordenbrij bij wijze van monologue interieur. Twee boeken gingen over je staande houden in een groep met een bepaalde ideologie, het was verleidelijk deze levenswijze belachelijk te maken – de ene auteur hield zich beter in dan de andere. Er waren twee boeken over identiteit en wortels en hoe daarmee te leven. Er was een jonge auteur met fris springerig helder proza met een uiteindelijk loeisterke onderliggende boodschap, er was een even jonge auteur met een overdosering in vaak ontsporende metaforen die de grote waarom-vraag onbeantwoord liet. Kortom: een mandje appels en peren, een citroen en een knol.
En hoewel ik er dus niet zo van hou om de literatuur terug te brengen tot een soort wedstrijd, kom ik toch ook in de verleiding één favoriet aan te wijzen. En dat is het boek waar ik eigenlijk al direct na verschijnen razend enthousiast over was, dat ik maar al te graag aanprijs en cadeau doe: Wij zijn licht van Gerda Blees. Dit is een van de boeken die over een ideologische woongemeenschap gaat, de kleine woongroep Klank en Liefde die nastreeft te leven van de lucht. Als dit onhoudbare regime leidt tot de dood van een van de leden, stelt de politie een onderzoek in. Tot zover het krantenberichtje dat Blees destijds uitknipte.
Maar dan de vorm: met elk hoofdstuk wisselt het perspectief en zo komt de nacht aan het woord, de cello van de groepsleider, de sapcentrifuge en het lichaam van de overledene. De familie en de buren krijgen spreektijd, maar ook de plaats delict (‘Nog niet zo lang geleden waren we gewoon een huis’), de gevangenisboterham en een sinaasappelgeur. Blees slaagt erin elk perspectief een eigen stem te geven en toch de spanning van het verhaal vast te houden. En net als je als lezer denkt: hm, hoe lang houdt Blees dit nog vol? komt het verhaal aan het woord: ‘Wij zijn het verhaal. Langzaam en voorspelbaar stevenen wij op onze afloop af – de climax, of de anticlimax, dat valt nog te bezien. Wij vermoeden dat het een anticlimax wordt, als de schrijver zo door blijft gaan. We snakken naar een zetje in de rug, een onverwachte wending, een nieuw personage dat dingen weet die al het vorige in een ander daglicht plaatsen, maar de schrijver heeft schijnbaar andere dingen aan haar hoofd.’ Briljant.
Blees’ taal is lenig, haar registers toonvast. Ik vond het razend knap en las en herlas Wij zijn licht met stijgend genoegen. Het is geen trucje, het is vakwerk. En ik ben een stuk aardiger voor mijn toetsenbord. Ik moet er niet aan denken dat dat ooit geïnterviewd wordt.
_____
Wij zijn licht is geschreven door Gerda Blees
verschenen bij Uitgeverij Podium
Edith Vroon is boekverkoper bij Linnaeus Boekhandel, Middenweg 29