Niet eerder maakte ik een openbare repetitie van een wereldpremière in het Muziekgebouw aan het IJ mee. Na deze keer wil ik zeker vaker gaan. Vijf kwartier op het puntje van m’n stoel, van begint tot eind boeiend en als toegift een mooi nagesprek. Wie zichzelf af en toe een cadeautje gunt, bezoek eens een generale aan het IJ.

Anne-Mariken Raukema | Foto’s Marieke Wijntjes

Het Bosch Requiem is een gezamenlijke compositieopdracht van Muziekgebouw en November Music, een festival van eigentijdse muziek. Door deze jaarlijkse opdracht wordt het muziekleven sinds 2017 verrijkt met een belangrijk nieuw werk in de vorm van een dodenmis. Componisten als Kate Moore, Calliope Tsoupaki, Hawar Tawfiq en de Koreaans-Nederlandse Seung-Won Oh gingen Roukens voor.

Generale repetitie

Drie kwartier lang stond de jonge Franse dirigente Sofi Jeannin op de bok, met naast haar de 40-jarige componist die ijverig aantekeningen maakt bij zijn partituur. Voor haar de Amsterdam Sinfonietta en zeventien leden van het Nederlands Kamerkoor in opperste concentratie. De dirigente op sneakers, alle musici en vocalisten casual in jeans, rokjes en truien. Die tijd werkten ze hard aan de vervolmaking van het stuk, werden vragen gesteld, fragmenten gespeeld, aanwijzingen gegeven. Roukens zegt halverwege dat hij het graag minder timide gespeeld ziet, met wat meer intensiteit. De voertaal is Engels. Het laatste half uur werd Part II van het Bosch Requiem gespeeld. De première van het geheel is donderdag 3 november in het Muziekgebouw.

Naar eigen zeggen is het stuk een hommage aan de rijke traditie van de prachtige muziek die in de afgelopen eeuwen is gemaakt om de doden te herdenken. Zelf noemt Joey Roukens met een ‘spiritueel werk dat laveert tussen sereniteit en intensiteit’. Al als tiener wilde hij een requiem schrijven. Hij kocht een cd van Cristóbal de Morales en was verkocht. Ook het eerste requiem van Cherubini, Mozart en Verdi verslond hij.

Eigentijdse invloeden

Bijzonder is dat Roukens de requiemstructuur heeft aangehouden, maar het tekstmateriaal heeft opengebroken. Doordat de componist zich ook heeft laten leiden door popmuziek is het een stuk van deze tijd geworden en niet per se een christelijk werk. Hij vindt dat ook mensen die niet geloven zich erin moeten kunnen vinden. Veel Latijnse teksten liet hij weg, en koos niet-religieuze Engelse gedichten die gelieerd zijn aan het requiemthema: de dood. ‘Tegenwoordig heeft vrijwel iedereen toegang tot alle muziek, van Gregoriaans tot techno. Ook componisten. Daar kun je niet omheen.’ Er zijn elementen die naar Bach verwijzen en naar renaissancepolyfonie, de zetting van de Engelse teksten doet denken aan popliedjes.

Fauré als voorbeeld

Leerzaam is het nagesprek dat muziekjournaliste Frederike Berntsen voert met Joey Roukens en Tido Visser, artistiek directeur van het Nederlands Kamerkoor. De componist is open als hij zegt erg zenuwachtig te zijn geweest. Na het compositieproces was hij heel tevreden, maar de twijfel slaat toe zodra je het uit handen geeft. Hij geeft aan heel intuïtief te werken en dat de balans geleidelijk ontstaat. Gabriel Fauré is voor hem een voorbeeld geweest; diens Requiem stelt hoop en troost centraal, niet de dood. Voor Visser is het ook meer een lentestuk, dan een herfststuk. Hij complimenteert Joey Roukens dat hij een eigen taal heeft ontwikkeld en dat is niet niks. ‘Verzin je eigen taal en zorg dat iedereen je begrijpt.’ Voor Roukens is het zijn meest persoonlijke compositie tot nu toe; muziek is voor hem de kunst van de gevoelens, minder dan van constructie en ratio. ‘De toon is troostrijk en straalt acceptatie uit. Dat zou ik zelf ook het liefst willen horen bij een overlijden. Ik stel me voor dat je op zo’n moment eerder behoefte hebt aan troost dan aan muziek die het verdriet benadrukt.’