Op 27 december 1974 werd Amsterdam geteisterd door een heftige storm. Op dat moment gaven Carla Gerverdinck, toen 21 jaar, en Bert Fahrner, 24 jaar, elkaar het ja-woord op het stadhuis. ‘Nou’, lacht Carla 50 jaar later, ’toen heb ik meteen gezegd, als ons huwelijk ook zo stormachtig wordt, dan gaan we nog wat beleven.’

Henny Reubsaet

Het echtpaar ontving een prachtige bos bloemen uit handen van stadsdeelbestuurder Zeeger Ernsting. Uiteraard hebben ze in hun leven nog meerdere stormen doorstaan, maar ze hebben het gered, 50 jaar samenzijn. De gemeentelijke delegatie is ontvangen in hun prachtig gerenoveerde bovenwoning in Betondorp.

Het duurt niet lang of Bert en Zeeger raken in een geanimeerd gesprek over de hobby en passie van Bert, racen met miniatuur elektrische auto’s die hij zelf gebouwd heeft. Allerlei aspecten van de sport komen voorbij: het bouwen en afstellen van motors van messing, de club in Haarlem, diverse EK’s, wedstrijden van 8 keer 5 minuten, het WK in Uden in 1982. ‘Dat bedoelde ik nou net met het geheim van een goed huwelijk’, knipoogt Carla naar de dames in het gezelschap. ‘Je moet elkaar vrij laten en je eigen dingen blijven doen. Hij kan uitgebreid over zijn autootjes praten en ik snap er nog steeds niks van.’

Ze ontmoetten elkaar voor het eerst in de zomer van 1972 in Gran Canaria. Ze waren daar elk met hun eigen vriendengroepje op vakantie, maar ‘het klikte meteen’, aldus Bert. Terug op Schiphol ging hij weer terug naar Delft en Carla naar Amsterdam, maar niet nadat ze telefoonnummers hadden uitgewisseld. Dat betekende dat Carla het telefoonnummer van haar ouders had gegeven, want zijn ouders hadden nog geen telefoon. Dus het initiatief lag bij hem. ‘Ik weet nog dat mijn moeder op Schiphol al iets vermoedde’, vertelt Carla. ‘Ik weet nog precies wat ze zei toen: wat was dat nou voor gozer?’ ‘Ja snapte ik’, vult Bert aan, ‘ik had toen van die lange haren tot hier weet je.’

Bert werkte bij de belastingen in Den Haag maar door zijn huwelijk kon hij worden overgeplaatst naar de Wibautstraat in Amsterdam. Tot aan zijn pensioen op 61-jarige leeftijd heeft hij bij de belastingen gewerkt. Carla heeft heel haar werkzame leven voor de gemeente gewerkt, waarvan dertig jaar bij het schoolzwemmen. Nadat ze problemen kreeg met haar knie is ze daarna nog een aantal jaren baliemedewerkster geweest, in Zuidoost en Oost.

Al hun huwelijkse jaren hebben ze doorgebracht in Amsterdam-Oost. Eerst inwonend bij de ouders van Gerda in de Indische Buurt, want woningnood was er toen ook al. ‘En nu gaan jullie vast lachen, maar toen hebben we gekraakt. De woning naast mijn ouders kwam vrij en met de medewerking van die buren zijn wij toen in die woning getrokken. Daar zijn onze zoon en dochter geboren. Vanaf 1990 ongeveer wonen we hier in Betondorp. Voor mij was dat heel bekend, want als kind ging ik hier altijd tijdens voetbalwedstrijden van Ajax naar oma. Dat was niet mijn echte oma, maar de moeder van de vriend van mijn vader die altijd meeging naar de wedstrijden.

Ze wonen fijn in hun ‘dorp in de stad’ en hebben een druk bezet leven. ‘Onze dochter woont ook in Betondorp en onze zoon in Diemen, dus we hebben onze kleinkinderen dichtbij. Heel fijn, want we passen drie of vier dagen op per week, halen ze van school, brengen ze naar judo en de manege.’ Waarna Carla niet uitgepraat raakt over de kinderen en kleinkinderen en Bert af en toe aanvult. Trotse (groot)-ouders dus, dat is duidelijk.

De vijftig jaren samen zijn omgevlogen vinden ze achteraf gezien. Sinds hun eerste ontmoeting zijn ze goede maatjes gebleven van elkaar. Ook al hebben we tussen neus en lippen door ook opmerkingen gehoord als ‘we maken grapjes over 50 jaar vechtscheiding. Je moet een die-hard zijn om het vol te houden’ en ‘Je leert elkaar pas echt kennen als het wat minder gaat’. Waarbij ze elkaar lachend liefdevol aankeken. Ze gaan fijn door samen, ze kennen elkaar en ze steunen elkaar, weer of geen weer.