In Oost wonen en werken veel kunstenaars met verschillende disciplines. Oost-Online bezoekt regelmatig een van hen en stelt wat vragen. Deel 13 van een tweewekelijkse serie. Contrabassist Ernst Glerum woont en werkt in de Transvaalbuurt.
Eigenlijk is Ernst Glerum veel meer dan contrabassist, maar de contrabas is wel het instrument dat hij het meest bespeelt. Op 1 maart wordt in het Bimhuis zijn Album gepresenteerd, een soort dagboek in tekeningen, met cd en bouwplaat. Glerum is bescheiden, maar speelt en speelde met de groten der aarde: Han Bennink, Theo Loevendie, Hans Dulfer, Misha Mengelberg, Benjamin Herman en heel veel buitenlandse zeer erkende musici.
Je woont en werkt in Oost. Waarom hier en hoe lang al?
‘Ruim tien jaar alweer, sinds 2009. Mijn partner Annegien (Haselager, amr) en ik wilden niet meer huren, maar een woonruimte kopen. Omdat we overal voor open stonden, had het eigenlijk op alle plaatsen in en buiten Amsterdam kunnen zijn, maar met heel veel geluk is dit het geworden: een benedenhuis aan de Retiefstraat, bouwjaar 1912.’
Wat is het grootste voordeel van Oost?
‘Vergeleken met andere delen van de stad is Oost buitengewoon levendig. Eerder woonde ik in het Centrum en de Bijlmer, maar deze buurt is een leuke mix van mensen. Dat geldt eigenlijk voor heel Oost. Ik vind architectuur belangrijk, dus het was ook fijn wonen in het Centrum. Aan het soort verzorging van huizen en andere gebouwen hecht ik veel waarde. Kunststof gevels en kozijnen, daar moet ik niets van hebben. Hier heb je veel kleine buurtwinkels met verse groenten, een slagerij, een kaasboer.’
Wat kan er beter?
‘Stoepen mogen veel breder, dan maar minder parkeerplaatsen. Daarmee samen hangen autoluwere straten. Onze dochter van bijna tien kan bijna nergens op straat spelen. Je ziet wel kinderen onder begeleiding op straat spelen, maar het straatbeeld is gaandeweg radicaal veranderd.
Wat mij betreft: liever vandaag dan morgen lijn 9 terug. Die reed rechtstreeks van Centraal Station naar Diemen, dwars door Oost, fantastisch. De kruising van Linnaeusstraat en Pretoriusstraat is gevaarlijk voor fietsers, want auto’s rijden er knetterhard. Er rijdt ook nog een tram overheen.
Veel verbeteringen gaan natuurlijk over het gedrag van mensen; hufterigheid neemt veel vormen aan. Dat geldt eigenlijk ook voor de geluidsoverlast in de woonblokken. Met name de afzuiginstallaties van winkels en horeca, die ’s nachts continue een monotoon geluid voortblazen. Het niveau valt net binnen de wettelijke grens. Dat geluid stoort me heel erg. Ja, dan kan een vorm van beroepsdeformatie zijn.
Tenslotte: Oostpoort. Handig om dichtbij een winkelcentrum te hebben, maar waarom niet meer kleine winkeltjes en ambachtslieden ertussen? Ketens kunnen de huur betalen en domineren op een onaangename manier.’
Ben je tevreden met je werkruimte?
‘Zeer! Achterin de tuin heb ik meteen een houten schuur laten zetten van acht bij drie meter. Niet geïsoleerd, wel dubbele wanden met glaswol ertussen. Buren klagen nooit als ik er musiceer, integendeel. Toen we op zoek waren naar een huis, was het belangrijk dat het op de begane grond was. En dat er een aparte ruimte was, waar ik zou kunnen werken. Dit huis heeft een brede en relatief diepe achtertuin, dus dat kon makkelijk. Ik kan er mijn eigen wereld in creëren. Het geeft het gevoel van een zolder waar ik kan rommelen. Er staat een piano, mijn bas, een werkbank, gereedschap, wat boeken en tekenspullen. Ben wel oproepbaar en vlakbij mijn gezin. Het is de ideale plek om in onderwerpen te verzinken. Omdat er zomers geen zon op komt, is het er ook nooit te warm.’
Is er sprake van een cultureel klimaat?
‘Dat begint in het schuurtje, daar schep ik mijn eigen miniklimaat. In tegenstelling tot vroeger heb ik niet zoveel behoefte meer vaak de deur uit te gaan. Op mijn werkterrein heb je natuurlijk Studio K waar mooie dingen gebeuren. Ik heb veel gerepeteerd in de Q-Factory, echt een zegen voor de buurt. Er is een goede boekhandel op loopafstand, een bibliotheekje, het Tropenmuseum. Het aanbod hier is goed. Maar scenes, nee, dat denk ik niet. In elk geval geen levendige jazzscene. Die kan alleen bestaan bij aanwezigheid van een jazzpodium. Van andere disciplines heb ik geen idee…’
Waar ben je momenteel mee bezig?
‘Met Album, een uitgave in eigen beheer, waar tekeningen in staan die ik vanaf mijn achttiende maakte en steeds bewaard heb. En een cd. Het wordt op 1 maart in het Bimhuis ten doop gehouden. Alle crowdfunders worden uitgenodigd – iedereen is van harte welkom. Ben nu bezig met de voltooiing van de bouwplaat waarmee je zelf een kleine vleugel van karton kunt maken. Ja, de kleppen kunnen open en voor op de muziekstandaard kun je kiezen tussen de Mondschein Sonate van Beethoven of Mijn Eerste Pianoboek van Folk Dean. Ben er zo’n anderhalf jaar mee bezig geweest, naast mijn gewone werkzaamheden als concerten geven en lesgeven op het Conservatorium van Amsterdam.’
Heb je contact met andere kunstenaars?
‘Beroepshalve natuurlijk wel, maar dat is niet aan Oost gebonden. Johnny Engels, de grote drummer die in het Trio Louis van Dijk speelde, zie ik af en toe op zijn vouwfiets langskomen. Dan zwaaien we of maken een praatje. Dat geldt ook voor schrijvers en schilders. Mijn twee zonen, Stef en Jim, wonen in de buurt en hebben ook creatieve beroepen. De een illustreert en de ander schrijft teksten, doet vormgeving en bedenkt quizzen. Maar nee, het is hier geen Montparnasse.’
Wie bewonder je?
‘Die vraag is makkelijker te beantwoorden als je jonger bent, denk ik. Naar mate je ouder wordt, komen er andere dingen bij, die de bewondering beïnvloeden. Maar in mijn vak is het zeker Duke Ellington, componist en een uitzonderlijk goede pianist die in de jaren 20 van de vorige eeuw doorbrak. Dat is nu een eeuw geleden. Hij was band- en orkestleider, met een geweldige reputatie. Bedenker van een nieuwe sound: door de blanke wereld als ‘jungle sound’ bestempeld. Zijn afro-amerikaanse achtergrond riep zowel sociaal als zakelijk moeilijkheden op, maar hij liet zich daar altijd op een bijzonder wijze manier over uit. Hij stond er boven. Hij had een vorstelijk talent om daar mee om te gaan. Ik heb immense bewondering voor de manier waarop hij negatieve vibes wist te overstijgen.’
Waar ben je in je vak het meest trots op?
‘Op mijn kinderen; twee zonen en Emilie van bijna tien. Ik zie bij alle drie creativiteit, muzikaliteit en doorzettingsvermogen. Maar professioneel, tja, de meeste dingen die ik deed zijn vatbaar voor verbeteringen. Ja, ik denk dat ik de lat wel hoog leg. Maar het niveau van contrabassisten is ook erg hoog. Ik ben wel heel dankbaar dat ik mijn hele leven aan muziek heb kunnen wijden samen met zoveel bijzondere mensen, over de hele wereld.’
Wat is je grootste wens?
‘Dat is een beetje een droom: met auto en al – waar mijn bas in ligt – mijn huis inrijden. Daar meteen muziek te gaan spelen. Een pand als Huize Frankendael zou zich ervoor lenen, of een oud schoolgebouw. Maar die vind je niet meer in Oost, nergens meer in de stad. En voor deze droom ga ik niet naar het platteland.’
Tenslotte: wat wens je Oost toe? En Amsterdam?
‘Een mooi, leuk, klein concertzaaltje. Het oude gashuisje aan de Polderweg, waar pop-up restaurant Baut even in zat, heeft die sfeer. Een beetje zoals de Roode Bioscoop aan het Haarlemmerplein. En ik hoop dat mijn kinderen en ook wij zelf in Amsterdam kunnen blijven wonen. Ik zie ontwikkelingen om me heen die me droef stemmen. Mijn twee zoons wonen in de buurt, ze zijn zzp’er en betalen heel forse huren, en kunnen geen appartement kopen. Hier moet de politiek heel goed over na denken.
Check: www.ernstglerum.nl