Home Overzicht ‘De beelden van mijn vermoorde clubgenoten komen steeds sterker terug’

‘De beelden van mijn vermoorde clubgenoten komen steeds sterker terug’

0

De 75-jarige herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog verloopt anders door het coronavirus. Voetbalclub Wilhelmina Vooruit Hortus Eendracht Doet Winnen (WV-HEDW), de grootste amateurclub van Nederland, plaatst 4 mei op internet een video om de 229 Joodse slachtoffers van de vereniging te herdenken. De 89- jarige Danny de Paauw herdenkt vanuit huis zijn vermoorde vader Jacob de Paauw en voetbalvrienden van weleer.

Thomas Claassen

Op een zonnige zaterdagmiddag vertelt André Lopes Dias (80) op sportpark Middenmeer over het ontstaan van de club. Lopes Dias speelde zelf voor Wilhelmina Vooruit, is sinds januari 1955 lid van de club en is al die tijd actief betrokken gebleven, onder meer als bestuurslid. Hij is momenteel secretaris van de club. In 2006 werd hij erelid en in 2008 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. ‘Voetbalvereniging WV werd op 25 mei 1908 opgericht door zeven jonge vrienden in de kelder van een woning aan de Plantage Doklaan. De oprichters van de club waren jonge HBS’ers van 15 en 16 jaar.’

Herdenken in tijden van corona bij voetbalclub WV-HEDW

Voetbal werd in de eerste jaren op verschillende plekken gespeeld, zoals een grasveld in het Oosterpark en bij de voormalige Parkschouwburg in de Plantagebuurt. Een bijzonder feit is dat WV geregeld voetbalreizen organiseerde naar Duitsland. Door de gespannen politieke situatie en het groeiende antisemitisme in Duitsland werden deze reizen verplaatst naar Frankrijk. In 1939 vestigde de club zich, na enkele omzwervingen, op Sportpark Voorland. Daar zou de club 59 jaar lang blijven.

De voetbalclubs Hortus (1912) en Eendracht Doet Winnen (1913) fuseerden in 1931 tot HEDW. EDW werd opgericht door Jacob de Paauw, de vader van Danny de Paauw. Lopes Dias: ‘Doordat zowel WV als EDW werden opgericht in buurten waar veel Joden woonden, hadden beide clubs veel Joodse leden. Maar ze waren niet exclusief Joods.’ In 1956 fuseerden Wilhelmina Vooruit en HEDW in WV-HEDW.

HEDW in actie tijdens de wedstrijd tegen Oosterpark tijdens het Madjoe-Toernooi in 1941.

Oorlog
In de eerste bezettingsdagen leefden Joden in Nederland tussen hoop en vrees. WV-voorzitter Martijn Sajet probeerde via het clubblad hoop te houden: ‘Leden van WV. Kop op. Laten we elkaar steunen, waar en zoveel we kunnen.’ Het leven voor Joden in Nederland werd stapsgewijs steeds meer ingeperkt. Op 15 september 1941 werd besloten dat Joden geen sportgelegenheden meer mochten betreden. In de praktijk betekende dat 29 voornamelijk Joodse teams uit de competitie verdwenen. In clubbladen werd opgeroepen tot kalmte en voorzichtigheid. Maar dat viel niet vol te houden. HEDW hield op te bestaan en WV ging verder onder een andere naam: Wilskrachtig Vooruit. Elke verwijzing naar het koningshuis was uit deze boze. Uiteindelijk begonnen de Duitsers op grote schaal Joden op te pakken.

Vincent Huis in ’t Veld maakte met een aantal andere leden in 2008 een jubileumboek ter ere van het honderdjarige bestaan. Huis in ’t Veld beschreef de periode tot 1956. Daarin valt te lezen dat het eerste slachtoffer van WV, Herman van Zuiden, werd opgepakt tijdens de grote razzia’s op 22 en 23 februari 1941 op het Jonas Daniël Meijerplein. In het clubblad van WV Onze Revue stond dat Van Zuiden, een talentvolle spits uit het eerste elftal, een brief schreef aan zijn ouders waarin hij de groeten deed aan alle leden. Hij overleed negen dagen later in Mauthausen. Er zouden er vele volgen.

Een jeugdige Danny de Paauw. Geknield derde van links.

Danny de Pauw was 12 jaar toen zijn vader werd opgepakt. ‘Mijn vader is in 1944 vermoord. Zoals zo veel leden van de club. De dag dat mijn vader werd opgepakt herinner ik me als de dag van gisteren. Dat was op 11 november 1943. Ik kwam terug van school. Het was tussen de middag. In ons huis aan de Javastraat waren, naast mijn vader en moeder, ook mijn neef Samuel en baby Marcel Benjamins aanwezig. Marcel was het kind van een bevriend stel en zat bij ons ondergedoken. Ik belde aan. Mijn moeder zei dat ik boven moest komen. Toen ik boven kwam waren er twee vreemde mannen. Mijn moeder had een blauw oog. Ze wilde de baby beschermen maar kreeg de kolf van het geweer in haar gezicht. Er was ook een luchtalarm. Ik heb altijd nog op mijn netvlies staan dat, toen het luchtalarm was afgelopen, ik mijn vader met het baby’tje en mijn neef de straat zie uitlopen, de hoek om. Dat beeld ben ik nooit meer kwijt geraakt.’ Danny en zijn moeder werden niet opgepakt. Ze kwamen uit een gemengd gezin en droegen geen ster.

In het jubileumboek valt te lezen dat 68,8 procent van de Joodse WV-leden omkwam, en 76,7 procent van de Joodse HEDW-leden. WV verloor 67 leden en HEDW 162.

De accommodatie van Wilhelmina Vooruit aan de Middenweg/Röntgenstraat, voor de verhuizing naar sportpark Voorland

Teruggekeerde leden
Naast de vele slachtoffers die vielen te betreuren keerden er leden terug uit de onderduik of de kampen. De Paauw vertelt dat zijn familie in onzekerheid zat over het lot van zijn vader. ‘Eerst heb je nog hoop. Daarna hoor je van het Rode Kruis dat het tevergeefs is. Dat hij is omgekomen in Auschwitz. Maar het leven ging wel door. Ik moest studeren en daarna aan het werk.’

Ledenlijst van WV seizoen 1941-1942 met kruisjes gezet door secretaris Van Geuns voor de namen van leden die de oorlog niet hebben overleefd.

De Paauw herinnert zich een oude maat nog goed. ‘Mijn beste vriend bij de voetbal was Ies Bronkhorst, bij onze club ook wel bekend onder de naam Ies Ravestijn. Hij was op 15-jarige leeftijd van Westerbork naar Auschwitz vervoerd in hetzelfde transport als mijn vader. Toen hij in de rij stond om naar de gaskamers gestuurd te worden stond iemand achter hem die zei dat hij 18 was. Oog in oog met kamparts Josef Mengele, de man die besliste over leven en dood, zei hij dat zijn leeftijd 18 was. Hij bleef in leven. Toen mocht hij uit de gaskamers de lijken naar het crematorium brengen. Gruwelijk. Hij mocht van de gevangenen die op sterven lagen het brood jatten zodat hij nog wat te eten had.’ Ies Bronkhorst overleeft de oorlog, maar keert beschadigd terug. ‘Hij heeft het overleefd. Maar na een jaar of zes was hij compleet gek. Die heeft het niet kunnen verwerken. Hij bracht na de oorlog als chauffeur noten rond. Als hij op de grachten een Duitse auto zag staan, dan reed hij er tegen aan en duwde ze zo de gracht in. Die man is helemaal gek geworden,’ vertelt de Paauw. Volgens hem keerde niet iedereen (zichtbaar) beschadigd terug. ‘Het gekke is, een andere voetbalvriend van me heette Barend Visschoonmaker. Ook bij HEDW. Zelfde achtergrond. Zelfde kamp. Merkte je nooit wat aan. Helemaal niks. Dat was zo vreemd. Maar de meesten hebben er toch wel een tik aan over gehouden hoor. De verschrikkingen van de kampen kun je je niet voorstellen.’

Lopes Dias kan zich de teruggekeerde leden ook herinneren. ‘Er zaten jongens bij die moeilijk waren. Bij het minste of geringste gingen die op de vuist met de tegenstander. Dat valt natuurlijk ook wel te verklaren als je bedenkt wat ze allemaal hadden meegemaakt.’

Een aspirantenelftal van Wilhelmina Vooruit, met links een trotse secretaris Martijn Sajet.

Evert de Vos schreef in 1998 zijn doctoraalscriptie Verliest den moed toch niet over Joodse voetbalverenigingen in Amsterdam. Hij sprak destijds met elf Joodse voetballers die de oorlog overleefd hadden. ‘Toen ze buiten Amsterdam moesten spelen werden er weleens opmerkingen gemaakt over de oorlog. Sommigen hadden in de kampen gezeten en pikten dat niet. Dan gingen ze op de vuist met de tegenstander. De KNVB heeft destijds zelfs een cursus ontwikkeld voor scheidsrechters over hoe om te gaan met deze jongens.’

HEDW-elftal kort na de oorlog. Met staand tweede van links Maurits van Thijn en staand uiterst rechts Bert Thal.

Huis in ’t Veld sprak voor het jubileumboek met enkele teruggekeerde leden: ‘Niet iedereen had de behoefte om over de verschrikkingen van de oorlog te praten.’ Een bijzondere verhaal dat hij hoorde, en opnam in het boek, is van Maurits van Thijn. Huis in ’t Veld: ‘Van Thijn liep in Auschwitz en schopte een steentje weg. Dat werd gezien door de Amsterdammer Bert Thal. Hij zag aan de manier van schoppen dat van Thijn kon voetballen. Ze spraken met elkaar af dat, als ze de oorlog zouden overleven, ze samen zouden gaan voetballen. En zo geschiedde na de oorlog. Ze kwamen elkaar tegen in Amsterdam en gingen samen voetballen bij HEDW.’

Monument
WV en HEDW hadden beide een eigen monument. WV heeft dat kort na de Tweede Wereldoorlog voorzien met de namen van de omgekomen leden. Lopes Dias, waarvan een achterneef van zijn vader op het monument staat, over het monument: ‘Na de verhuizing in 1998 van WV-HEDW van Voorland naar Middenmeer kwam uit ex-HEDW-kring de wens naar voren om ook de namen van hun omgekomen leden te vermelden. HEDW had namelijk wel een monument, maar zonder namen. Een commissie, waarvan ik deel uitmaakte, heeft dat uitgezocht. Dat was een hele klus. Door ledenlijsten naast lijsten te leggen van vermoorde Joden is het gelukt.’ De commissie maakte onder meer gebruik van het boek In Memoriam waarin de namen van meer dan 100.000 vermoorde Joden staan. In 1998 werd het monument meeverhuisd en gerenoveerd. WV-HEDW is de laatste jaren enorm gegroeid. Het is inmiddels de grootste amateurclub van Nederland. Reden om de kantine uit te bouwen. Daarom moest het monument onlangs wederom worden verplaatst. ‘Dat was veel werk. Het monument was er in 1998 neergezet voor de eeuwigheid. Het marmer was vastgezet aan het baksteen.’

Volgens De Vos is het monument zeer bijzonder. ‘In Nederland zijn zo’n 2200 voetballers gestorven tijden de oorlog. Ongeveer 500 tot 700 waren Joods. En daarvan waren er 229 lid van deze club. Dat is een substantieel aantal.’

Huis in ’t Veld over het monument: ‘Ik ben in 1982 lid geworden van de club. Als ik met mijn fietsje op het terrein kwam was het eerste wat je zag het monument. Dat maakte indruk.’

Herdenken
De Vos gaat de laatste jaren regelmatig naar de herdenking op 4 mei op sportpark Middenmeer. ‘Het raakt me heel erg als ik er ben voor de herdenking. Alle namen worden voorgelezen. Dat is indrukwekkend.’

Sinds het honderdjarige bestaan van WV-HEDW in 2008 gaat De Paauw elk jaar naar de herdenking bij het monument. Sowieso denkt hij de laatste jaren vaker terug aan het verleden. ‘Je raakt het niet kwijt. Het is verstopt, maar het komt terug. Ik heb enkele jaren terug een hartoperatie ondergaan. Sindsdien komen de beelden heel sterk terug. Het is nooit uit je gedachten.’ In oktober 2019 werden drie Stolpersteine (Struikelstenen) geplaatst voor het huis aan de Javastraat 87 ter nagedachtenis van Jacob de Paauw, Samuel de Paauw en Marcel Benjamins. Laatstgenoemde heeft de leeftijd van 1 jaar niet mogen bereiken. Hij werd op 28 januari 1944 vergast in Auschwitz.

De Paauw, die in zijn jeugdjaren voor Ajax en Heerenveen uitkwam, heeft de laatste jaren bij de herdenking een toespraak gehouden. ‘Ik bereid nooit wat voor. Puur op dat moment praat ik over wat ik zie. Ik stond een keer voor dat monument en hoe het kwam dat weet ik niet. Maar ik keek naar die namen en toen zei ik: jullie zien nu dat monument en zien al die namen. Maar ik zie geen namen. Ik zie allemaal gezichten. En dat is lang niet bij elke naam natuurlijk, maar bepaalde gezichten zie ik terug. Ik weet niet hoe dat komt. Dat kan ik niet uitleggen. Dat is heel emotioneel.’

Foto’s van Vincent Huis in ’t Veld, Joost van Elten, Jos van Meeuwen, Wilco van Welzen, André Lopes Dias, Cecilia Tabak, Evert de Vos: Jongens, vol illusies en idealen. WV-HEDW 1908-2008.