Als ik, na een blik op zijn omvangrijke boekenkasten, aan Bob Kappen vraag of zijn boekenverzameling niet wat wegheeft van een manie antwoordt hij: ‘Ja. Ik wil alles lezen, niets missen en lees wel vier boeken per week. In de stoel, in bed, tijdens het koken. Zelfs tijdens de pauzes op werk lees ik. Eigenlijk wil ik me in mijn leven niet teveel met andere zaken bezig houden dan met literatuur.’
De Boekenkast | Thomas Claassen
In zijn jeugd las Bob wel, maar niet extreem veel. Zijn passie begon later. ‘Ik begon pas rond mijn dertiende of veertiende te lezen. Ik vond Nederlands op de middelbare school een leuk vak, maar ik werd niet uitgedaagd. Mijn docent zag dat ik me verveelde en bracht me in aanraking met Nederlandse literatuur.’ Voor Bob betekende dat een sleutelmoment in zijn leven dat hem recentelijk bracht tot het vak van boekverkoper bij de gerenommeerde Athenaeum Boekhandel op het Spui.
Nederlandse literatuur
Nederlandse literatuur dus. Maar waar begin je? ‘Ik las Rituelen van Cees Nooteboom en was verkocht. Alleen de openingszin al. Op de dag dat Inni Wintrop zelfmoord pleegde stonden de aandelen Philips 149.60.’
Door het lezen van dit boek, en de vele daarna, begon Bob zich te verliezen in een andere wereld. ‘Ik merk bijvoorbeeld dat ik het Amsterdam van nu soms bekijk door de bril van hoofdpersonages uit de Nederlandse literatuur.’
Een liefde voor literatuur was geboren en vanaf dat moment begon hij fanatiek te lezen én te verzamelen. Een auteur die hij eruit licht is Connie Palmen. ‘Ik vind De wetten een prachtboek. Hoe Palmen aan de hand van zeven personages vorm probeert te geven aan het leven vind ik fascinerend. Via mijn werk heb ik haar een paar keer ontmoet. Ze moet altijd lachen dat ik verschillende uitgaves en drukken van haar werk heb.’ Door het lezen van Palmen kwam Bob in aanraking met het leven en werk van journalist Ischa Meijer. Zo blijft het lezen van literatuur een ontdekkingstocht waarbij zich constant nieuwe wegen aandienen. ‘Recentelijk ben ik de Nederlandse schrijfster Clare Lennart gaan lezen. Ze is totaal in de vergetelheid geraakt. Het is mierzoet, dat moet ik toegeven, maar het leest heel lekker.’
Droombaan
Naar eigen zeggen heeft Bob een droombaan. Hij is verantwoordelijk voor de Nederlandse literatuur bij Athenaeum Boekhandel. Dat betekent dat hij de in- en verkoop regelt, schrijvers interviewt, evenementen organiseert en recensies schrijft. ‘Ja, het is een droombaan. Ik werk in de mooiste boekhandel van Nederland. Ik word tijdens werk omgeven door talloze boeken, moet voor mijn werk veel lezen, kom in aanraking met nieuw materiaal en ontmoet schrijvers.’ Met sommige van hen sloot hij vriendschap.
Volgens Bob heeft Athenaeum Boekhandel een bepaalde aantrekkingskracht en status. ‘Ikzelf zag ooit een Nederlandse toerist in Zuid-Frankrijk met een plastic tasje van Athenaeum. Een vriend van me zag zelfs in Oezbekistan iemand rondlopen met zo’n tasje. Dat vind ik vrij komisch.’
Ook naast het werk bij de boekhandel lijkt hij alleen maar met boeken bezig. Zo heeft hij met schrijver en recensent Joost de Vries en dichteres Ellen Deckwitz een podcast over boeken en op Radio 4 bespreekt Bob wekelijks een boek.
Twee rijen dik
Bob schat in dat zijn collectie bestaat uit ongeveer drieduizend boeken. Ze staan in ijzeren stellingkasten. ‘Die zijn stevig, kunnen tegen een stootje, en ik houd van het industriële ontwerp. Bovendien kun je ze makkelijk uitbreiden.’
Als Bob een dag vrij is rommelt hij in zijn kasten. ‘Een boekenkast moet leven. Er komt nieuw werk in en er verdwijnen boeken. Er zit niet echt structuur in mijn kast.’
Opmerkelijk aan de kasten van Bob is dat elke plank uit een dubbele rij boeken bestaat. ‘In mijn hoofd weet ik precies welke boeken ik in bezit heb. Zo af en toe zoek ik dan een boek in de tweede rij en plaats het op de eerste rij.’
Over zijn omgang met boeken is Bob duidelijk: ‘Het liefst heb ik een nieuw exemplaar waarvan ikzelf de rug nog kan breken. Ook onderstreep ik passages en maak oortjes.’ Hij schrijft zijn naam niet in een nieuw boek. Wel schrijft hij teksten in boeken die hij cadeau doet aan vrienden of familie.
Naast Nederlandse literatuur staan er reeksen in de kast, bijvoorbeeld de Russische Bibliotheek van uitgeverij van Oorschot en Privé-domein van de Arbeiderspers. ‘De dagboeken en herinneringen van schrijvers uit de collectie van Privé-domein geven een mooie inkijk in een wereld die er niet meer is.’ Kijkend naar zijn Russische Bibliotheek zegt Bob: ‘Het is grootste literatuur. Anna Karenina van Tolstoj is één van mijn favorieten boeken. Ik houd heel erg van karakters die zelfdestructief zijn. Anna streeft haar verliefdheid na, een verliefdheid waarvan ze weet dat het haar ondergang wordt.’
Bob voelt zich aangetrokken tot de thematiek van trauma en de vele aspecten van rituelen die te vinden is bij enkele Joodse schrijvers zoals Arnon Grunberg, Ischa Meijer en Renate Rubinstein (naoorlogse traumaliteratuur), en Joseph Roth en Isaac Singer (rituelen).
Bob’s oog valt op werk van Simone de Beauvoir. ‘Ze is belangrijk geweest voor het denken over de rol en positie van de vrouw. Boeken van haar, zoals De tweede sekse worden nog steeds massaal verkocht.’ Bob bezocht het graf van de Beauvoir en haar levenspartner Sartre in Parijs. ‘Ik heb een bloemetje op het graf geplaatst als eerbetoon.’
Als ik tenslotte vraag waar deze verzamelzucht, deze verslaving, toe gaat leiden zegt hij dat hij zich daar nu nog niet druk over maakt. ‘Één ding is zeker. De honger blijft!’