Er is niet veel voor nodig om te kunnen raden wat voor winkel er huist aan de Hogeweg 1A. Omdat de deur juist ook in het covidtijdperk regelmatig openstaat, komen de heerlijkste geuren de wandelaar tegemoet. De ‘notenbar’, de informele naam in de buurt, kent een geschiedenis van inmiddels meer dan vijftig jaar.
Carolien Gevers | Foto Frank Schoevaart | Dwars
‘Waar nu de notenbrander staat, heeft ooit mijn wieg gestaan. En bij die boom hiervoor, waar nu de hondjes pissen, was mijn zandbak.’ Dat vertelt Peter Fontijn (1958) die sinds eind jaren 90 de zaak overnam van vader Piet en moeder Bep. ‘Ik ben in de winkel opgevoed.’ Hij is sinds 2002 samen met zijn vrouw Maud Schipper (1964) de tweede generatie eigenaar. ‘Ik ben er dus later bij gekomen,’ lacht Maud. ‘Trouwens, we verkopen veel meer dan alleen noten hoor.’
Zware zakken
In 1957 begon Piet Fontijn, een telg uit een groot gezin met een vader die een groente- en fruitzaak runde op de Amstelveenseweg, met zijn vrouw de huidige winkel. Als jochie was hij gewend om nog met paard en wagen met zijn vader de huizen langs te gaan. Toen zijn drie oudere broers in Nederlands-Indië moesten dienen werd hij onverwachts de gedoodverfde opvolger. Een groente- en fruitwinkel dus, maar wel met topkwaliteit. Piet struinde de centrale markt af op zoek naar het beste van het beste. In 1965 stuitte hij op een man die met zware zakken dadels en noten liep. Dat bracht Piet onmiddellijk op een idee. ‘In een tijd waarin de grote supermarkten opkwamen was het zaak je te onderscheiden. Mijn vader besloot mede hierdoor de overstap te maken naar C’est Bon: een landelijke keten van speciaalzaken in onder andere noten, zuidvruchten, koffie, thee, chocolade en geschenken. Eerst nog in combinatie met groenten en fruit, maar daar stopte hij mee in 1972.’
Buurkinderen
Peter woonde tot zijn vierde met zijn ouders en zus in de winkel achter de voorkamer met de uitgestalde waren. Vanwege het ruimtegebrek verhuisde het gezin naar Abcoude en keerde terug op Peters veertiende, maar dan naar de eerste etage. Peter werkte regelmatig mee. Als jongen was hij de aardappelschiller, niet zonder betekenis omdat de winkel de eerste was in Amsterdam waar de klant de piepers geschild kon kopen. Echter, vroeg klaar met het Nicolaaslyceum, droomde Peter van de horeca. Anders dan zijn opa zette zijn vader geen druk op zijn zoon. Peter ging op zijn zestiende naar de hotelschool en later nog even bij de Marine. Toen hij 21 jaar was, kwam hij terug na best een wild leven dat hij een beetje zat was. Hij pikte het werk snel op, had er gevoel voor en raakte gepassioneerd.
‘Wij willen dat ook iemand die om vier uur binnenkomt verse noten krijgt’
Zo werd hij al gauw bedrijfsleider van de tweede winkel van zijn ouders in Beverwijk. In 1988 begon hij een C’est Bon winkel voor zichzelf bij de Amsterdamse Poort. Tot een steeds grimmiger sfeer en een moord op een Hema bewaker hem deden besluiten terug te gaan naar de Hogeweg. Zodoende konden zijn ouders met pensioen. Zijn vader had als jongen willen reizen naar Australië, maar mocht niet. Hij ging nu alsnog zijn droom waarmaken.
De huidige winkel is nog de enige in Amsterdam. Af en aan werken ook zoon Sander (26) en dochter Judith (24). ‘En we hebben al meer dan twaalf jaar Jesse en Lieke Smit in de winkel staan. De broer en zus willen niet op de foto, maar ze voelen wel als familie, omdat ze buurkinderen waren. Jesse was een voetbalvriendje van Sander,’ vertelt Maud enthousiast. Heeft de winkel geen last ondervonden van de Coronacrisis? Peters ogen twinkelen. ‘Hoewel we al jaren goed draaien, zijn we er alleen maar beter van geworden. Omdat alles op slot ging, gingen mensen van heinde en ver aan de wandel. We hebben er behoorlijk wat klanten bij gekregen die ons niet kenden.’
Succesformule
Peter en Maud zijn duidelijk over het succes van hun goed draaiende winkel. ‘Alle producten moeten vers bij de klant komen. Dat betekent de hele dag door noten branden hierachter in de winkel.’ Maud: ‘Ik kreeg een keer buikpijn toen er ergens in de buurt een nieuwe notenbar werd geopend…’ Peter met een knipoog: ‘Ik niet hoor.’ Maud: ‘Op een goeie dag zei een vaste klant van ons tegen me dat ze was vreemd gegaan en ik naïef: ‘Moet je mij dat nu wel toevertrouwen?’ Zij: ‘Ik ging naar een nieuwe notenboer, maar kom toch weer terug bij jullie hoor.’ Peter: ‘Vaak branden anderen maar een paar uur voor de hele dag, maar wij willen dat ook iemand die om vier uur binnenkomt verse noten krijgt. De klant is koning, alles moet perfect zijn. Ook onze zelfgemaakte pindakaas en amandelpasta’s moeten zo vers mogelijk zijn en al onze manden mooi ingepakt. En we chocolateren veel, hebben er geweldige machines voor, die ik je zo zal laten zien, en maken onze eigen pindarotsjes met onze zelf gebrande noten en ga zo maar door. Judith brandt graag. Ze woont op de tweede etage en studeert psychologie. Maar ze komt toch regelmatig naar beneden om te helpen of voor een praatje. Net als oma Bep die weer op 1 hoog woont sinds haar terugkomst uit Australië na de dood van haar man.’
Psychologie
Maud: ‘We hebben hier dus een lekker informele sfeer, alles loopt door elkaar. Mijn schoonmoeder heeft daar de basis al voor gelegd, die was vroeger een tijd verantwoordelijk voor de in- en verkoop van geneeskundige kruiden. Wacht, ik roep haar even.’ Bep even later: ‘Ja, ik kreeg steeds meer mensen die me hun klachten toevertrouwden en die ik dan bijvoorbeeld voor hun buikpijn wat kruiden aanraadde, die we voor hen inkochten bij Jacob Hooij.’ Judith lacht: ‘Stiekem was je een halve psycholoog, oma!’ Bep, bescheiden: ‘Maar ik zei altijd dat ik geen dokter was hoor, maar het klopt wel dat er altijd ruimte was voor een praatje.’ ‘Dat is er nog steeds,’ vult Maud aan. ‘We krijgen vaak de laatste nieuwtjes te horen van onze klanten.’ Peter: ‘Wat ook bij dat informele hoort en velen naar onze winkel trekt, zijn onze grote blauwe rozijnen. Kinderen krijgen die hier gratis in een eigen zakje. Over psychologen gesproken, het is echt Pavlov hier, na één keer al worden kinderen, zodra ze in de buurt komen, hier naartoe getrokken’. Over wat deze rozijnen zo speciaal maakt, doet het echtpaar geheimzinnig. ‘Je moet wel weten wanneer je iets geheim houdt.’
Plezier
Is er een kans dat Judith en Sander de zaak ooit overnemen? Peter: ‘Ik heb gezien aan mijn vader dat je nooit druk op je kinderen moet leggen. In de tegenwoordige tijd waarin ze zelf eigen opleidingen hebben kunnen volgen, werkt dat alleen maar averechts. Ik zie wel dat Judith hier echt met plezier werkt. Sander interesseert zich ook wel wat voor de bedrijfsmatige kant, maar echt, zij moeten kiezen wat zij willen. Natuurlijk zou het mooi zijn. Maar het is belangrijker dat de zaak voortgezet wordt zonder verlies van kwaliteit. Als die niet meer gegarandeerd kan worden, zou het wat mij betreft einde verhaal zijn. C’est Bon, zeg ik dan!’