Home Dwars nieuws De sluipmoordenaar

De sluipmoordenaar

0

Melissa Plomp | Illustratie Ruud Meijer

De klok slaat kwart voor elf. Antje steekt haar hoofd om de hoek van de slaapkamer. ‘Hier zijn de medicijnen voor meneer. Kan ik u verder nog van dienst zijn?’ Mevrouw Vinke pakt de medicijnen aan. ‘Zou jij af willen sluiten? Meneer is nog onwel.’ Antje knikt. ‘O, Mevrouw, zou ik morgen voor mezelf iets nieuws mogen maken op de naaimachine?’ ‘Dat is goed hoor, Antje. Goedenacht.’ Opgewekt controleert Antje alle ramen en deuren. Ze dooft de gaslampen en klimt naar zolder. Ze sluit de deur van haar zolderkamertje achter zich en knoopt haar schort los.

Mevrouw Vinke slaat de dekens open. Haar man snurkt. Hij ligt al dagen zwaar verkouden in bed. Ze glijdt tussen de lakens. Plots klinkt er gegil. Verschrikt schudt mevrouw Vinke haar man wakker. ‘Lieve, er is iets met Antje!’ Meneer Vinke gooit de dekens van zich af, maar zijn vrouw houdt hem tegen. ‘Wacht! Wat als het dieven zijn? Of een moordenaar? Alsjeblieft, laten we eerst de buren verwittigen.’ Haar man schiet zijn pantoffels en zijn kamerjas aan. ‘Hulp! Hulp!’ klinkt zijn stem door de Linneausparkweg. Buurman Canta die nog gekleed is, rent de straat op en achter Vinke aan de zoldertrap op.

In de zolderkamer is het stil. ‘Antje, doe eens open!’ Meneer Vinke luistert aan de deur. ‘Ik hoor haar kreunen. Ze ligt vlak achter de deur.’ De buurman duwt hem opzij. Met een paar stevige trappen weet hij de deur open te krijgen. ‘Antje?’ Het meisje reageert niet. De buurman tilt haar snel de trap af. Mevrouw Vinke heeft de lichten in de salon aangestoken. ‘Leg haar hier op de sofa.’ Meneer Vinke holt alweer naar de voordeur: ‘Ik laat snel de dokter halen. En haar ouders in de Dapperstraat. Maar ik vrees dat het al te laat is.’

De dokter en de veldwachters staan samen in de hal. ‘Is er sprake van zelfdoding dokter?’ ‘Dat zou kunnen. Ik denk aan vergiftiging, al sluit ik een hartverlamming ook niet uit.’ ‘Wij hebben in haar kamer niets gevonden waarin zij gif bewaard kan hebben.’ De dokter knikt ernstig. ‘Meneer Vinke, ik denk dat het verstandig is als u met uw vrouw elders overnacht. Wellicht is het gif nog in huis aanwezig.’ Buurman Canta wenkt. ‘Kom maar mee, Vinke, ik laat de logeerkamer klaarmaken.’ De dokter wendt zich tot de veldwachters. ‘Heren, ik stel voor dat u een onderzoek instelt.’

Mevrouw Vinke opent de voordeur. Normaal zou Antje dat gedaan hebben. Op de stoep staan haar tante en haar zuster, die verpleegster is. ‘Heeft Antje een vrije ochtend?’ Mevrouw Vinke valt haar zus huilend in de armen. ‘Zo, voel je je alweer iets beter, liefje?’ Ze zitten samen in de salon. ‘Waar is dat arme kind nu?’ vraagt haar zus. ‘We hebben haar boven in haar kamertje op bed laten leggen. Haar ouders waren overmand door verdriet en konden nog niets beslissen.’ Haar zus staat op. ‘Ik haal een kom en doeken in de keuken. Ik zal dat arme kind in elk geval netjes afleggen.’ Tante staat op. ‘Ik kom mee om je te helpen.’

Tante blijft maar even in de zolderkamer. De dood van de jonge dienstbode grijpt haar aan. Het duizelt haar. Waggelend komt ze de trap af. ‘Gaat het wel goed?’ vraagt meneer Vinke. Hij helpt haar naar een stoel. Net op tijd, tante bezwijmd. Vlug belt hij om een dokter en hij loopt naar boven om zijn schoonzus, die tenslotte verpleegster is, te waarschuwen. Tot zijn grote schrik vindt hij haar bewusteloos naast Antjes bed.

Samen met de toegesnelde buurman Canta heeft meneer Vinke zijn schoonzus en tante in een zijvertrek gelegd. De dokter brengt hen bij. Ook Vinke en Canta voelen zich duizelig. Bezorgd kijkt de dokter op van zijn bezigheden. ‘Open onmiddellijk alle ramen. Heeft u gasleidingen?’ ‘Jawel,’ antwoordt mevrouw Vinke, ‘maar niet op zolder. Wel in de badkamer… die is recht onder de kamer van Antje.’ De dokter knikt. ‘Dan moet haar kamertje vol gas hebben gestaan. Er moet ergens een lek zitten. Vreemd dat u niets geroken heeft.’ Meneer Vinke haast zich al weg om de gaskraan dicht te draaien.

In een tijd dat elektriciteit nog gewantrouwd werd, verlichtten veel welvarende mensen hun huizen met het zeer giftige watergas. Tijdens het onderzoek bleek dat de gasfitters in de Oostergasfabriek regelmatig vergaten geurstof toe te voegen. Antje Vuijk stierf op 13 februari 1902, slechts 23 jaar oud. In deze ‘waargebeurde thriller’, baseer ik me zo veel mogelijk op de feiten zoals ze destijds in de kranten verschenen.