Home Schrijvers over oost De wonderlijke geneeskracht van een scheepskraan

De wonderlijke geneeskracht van een scheepskraan

0

Almere in Amsterdam, dat was wat ik dacht, de eerste keer dat ik door het volgens makelaars zo ‘gewilde en hippe’ Oostelijke Havengebied liep. Hoe truttig kun je een wereldstad maken? De mooie, maar net te kleine boogbruggen op het Java-eiland deden me aan Madurodam denken, de dwarsgrachten riepen herinneringen op aan Giethoorn en de gevarieerde huizenblokken leken toch wel erg veel op ‘gestapelde dozen’.

Dat ik een jaar later zelf op het Java-eiland ging wonen, was dan ook geen vrije keuze. Ik kwam er terecht. Gezinsuitbreiding. Een beperkt aanbod van huurwoningen. Woningruil. Ik verhuisde van uit het centrum naar de rand van de stad. Als ik ’s nachts per ongeluk te ver doorfietste, zou ik van de rand afvallen, in het IJ.

De eerste dag na de verhuizing viel me de stilte na negen uur ’s ochtends op. Er was buiten niemand te zien. De tweeverdieners waren al een uur eerder met hun leaseauto’s uit de ondergrondse parkeergarage naar hun werk gereden. Ik miste mijn arbeidsongeschikte buurvrouw die soms ’s ochtends voor haar deur haar roes lag uit te slapen, de gepensioneerde hulpkok die kruiden naast de ingang van de lift kweekte en het echtpaar dat vaak met het raam open ruzie maakte; mijn kennis van de woordenschat van onze ‘autochtone volksklasse’ breidde zich daardoor vanzelf uit. Nu keek ik tegen een gemaaid grasveld aan, ook wel de binnentuin genoemd. Daar zat ik dan, alleen met mijn computer, in de extra kamer waar alles om begonnen was.

Ik heb de gewoonte om tussen het schrijven door steeds een stuk te lopen. In het centrum kon ik willekeurig welke kant op zwerven, maar nu was de keuze: links of rechts de kade af. Ik kies meestal voor rechtsaf en loop dan richting Surinamekade. Steeds hetzelfde stuk, als een boeddhist die een loopmeditatie doet.

Bij de Surinamekade ontdekte ik de laatste wildgroei van de stad. Het duurde wel even voordat ik het drijvende grastuintje dat een woonbootbewoner in het IJ had aangelegd opmerkte, omdat de hoge, grijze flat eerst mijn aandacht trok. En had dat standbeeld-in-wording de vorige keer dat ik langs het water liep, ook al buiten op het verhoogde laadperron overnacht? Of paste het toen nog wel in Loods 6?

Wanneer de oude scheepskraan me voor het eerst opviel, weet ik niet meer. Je zou zeggen dat iets wat twintig meter hoog is je niet kan ontgaan, maar ik geloof dat me dat toch een tijdje gelukt is. Je kunt er onderdoor lopen, wat ik graag doe. Boven me zijn dan twee gestapelde houten behuizingen en een kleine machinistenhut.

De scheepskraan staat daar midden tussen de nieuwbouw, alsof iemand die vergeten is, zoals er wel eens een handschoen op een van de betonnen platen lag. Later hoorde ik dat de scheepskraan verpauperde en nodig moet worden gerestaureerd. Tijdens het wandelen gaf ik die drie kleine ruimtes in gedachten allerlei bestemmingen. De machinistenhut, waar je het mooiste uitzicht had, was uiteraard voor een schrijver. De andere ruimtes leken me geschikt voor een restaurant-met-maar-één-tafel en voor een bruidssuite. Drie jaar van te voren reserveren. Op 30 april, als onze nieuwe koning over het IJ vaart, mag die Amerikaanse miljardair erin, tegen verhoogd tarief, als hij tenminste niet op ruimtereis is.

Het is onder meer door deze scheepskraan dat ik mij langzaamaan thuis ben gaan voelen in onze aangeharkte buurt. Onderzoek van omgevingspsychologen heeft uitgewezen dat er vier basisbehoeften zijn die bepalen of iemand zich al dan niet ergens gaat thuis voelen: terugtrekken, controle hebben, verbondenheid ervaren en een identiteit hebben. Deze vier punten moeten ‘naar het fysieke worden vertaald’. Wat dat betekent, weet ik niet. Op dat lijstje werd mijn scheepskraan, want ja, zover was het nu tussen ons, in ieder geval niet genoemd.

Toch denk ik dat die scheepskraan, maar ook de passagiershal aan de KNSM-laan of Loods 6 (het drijvende tuintje is inmiddels gezonken) me hier in Oost houden. Uit de studie van bovengenoemde omgevingspsycholoog blijkt ook dat mensen met een ziekenhuiskamer die uitzicht geeft op een betonnen muur, twee keer zo langzaam genezen als mensen met een fraai uitzicht.

Ik ben niet ziek. Nog niet. Maar als de scheepskraan, die steeds verder verpaupert, het niet overleeft op de Surinamekade, verhuis ik veiligheidshalve toch terug naar het centrum. Tot die tijd blijf ik hopen dat ik straks tijdens een wandeling naar een van mijn collega’s in de machinistenhut kan zwaaien.

Anja Sicking studeerde klarinet aan het Koninklijk Conservatorium. Zij werkte daarna een tijdlang als musicus en speelde in symfonieorkesten, muziektheaterproducties en kamermuziekensembles. Op den duur ging zij zich ook toeleggen op het schrijven van verhalen. Een bekroning in het kader van de S.N.S.-literatuurprijs was daarbij een aanmoediging. Na verloop van tijd bleek dat het musiceren en het schrijven moeilijk met elkaar te combineren waren en koos zij ten slotte voor de literatuur.

Haar debuut, Het Keuriskwartet, werd bekroond met de Marten Toonder/Geertjan Lubberhuizenprijs. Het werd ook genomineerd voor de Debutantenprijs en de AKO Literatuurprijs. Haar tweede roman, De stomme zonde, is vertaald in het Duits, Engels en Turks. De roman werd genomineerd voor de eerste DIF/BNG Aanmoedigingsprijs en de International IMPAC Dublin Literary Award. Hierna volgden uitnodigingen voor internationale literaire festivals.

Anja Sicking is als docent verbonden aan de Schrijversvakschool Amsterdam en was gastdocent op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.

www.anjasicking.nl