De ogen van Alfred Bouwer glinsteren achter z’n brillenglazen. ‘Ik moet je zeggen, ik heb wel eens gedacht in al die jaren, heb ik toen de juiste beslissing genomen? Dan zag ik weleens iemand lopen op straat waarvan je dacht, nou, ja, dat is interessant. Maar nee hoor, ik heb nooit spijt gehad van de keuze voor mijn vrouw. En je hebt op de foto’s gezien wat voor mooie dochters en kleinkinderen ik heb gekregen.’ Josefien Bouwer-Perez heeft haar man lachend aangehoord. Alleen al door naar haar ontspannen lachende gezicht te kijken heb je door dat haar man weer een grapje gaat maken.
Henny Reubsaet
Samen met stadsdeelbestuurder Jan-Bert Vroege ben ik op bezoek bij het echtpaar Bouwer vanwege hun 60-jarig huwelijk. Meteen al bij binnenkomst op de Zeeburgerdijk werd duidelijk dat de oer-Hollandse naam Bouwer wat misleidend is. ‘Ik ben Ambonees’, luidt meteen het antwoord van meneer Bouwer op de vraag of hij een geboren Amsterdammer is. ‘En ik kom uit Barcelona’, vult mevrouw meteen daarna aan. ’We zijn getrouwd in Monserrat, in de kathedraal. Ik heb nog toestemming van de paus moeten vragen om te trouwen, omdat mijn man niet katholiek was.’
Ambon
De toon is gezet. Er valt veel te vertellen over die zestig jaar samen, en dat zal niet alleen over Amsterdam gaan. Terwijl zijn vrouw en dochter Monica in de keuken koffie en taart gaan halen, begint meneer Bouwer te vertellen over zijn achtergrond. ‘Mijn vader was beroepsmilitair in Indonesië en gelegerd in Ambon toen ik geboren ben in 1938. Toen Soekarno aan de macht kwam moesten alle Nederlanders weg. Ik was toen twaalf jaar. We zijn toen met de hele familie naar Nederland vertrokken. We hadden ook de mogelijkheid om naar Australië, Nieuw-Guinea of Amerika te gaan, maar ja, we spraken Nederlands dus werd het Nederland. Ja, dat was wel een overgang.’
Spanje
‘Voor mij was het ook een overgang, toen ik van Barcelona naar Nederland verhuisde.’ Mevrouw Bouwer is weer terug, met de spuitbus slagroom. ‘Ik was een leven gewend van elke zondag dansen en lekker eten en leuke restaurants bezoeken en ik kwam toen in Lienden terecht. Van mijn bruisende Barcelona naar zo’n stil Betuws dorp, dat was wel even wennen. Op zondag ging iedereen naar de kerk en daarna zag je ze achter de ramen naar mij kijken, naar de buitenlander. Ik praat graag, maar ja, met wie moest ik daar praten, ik sprak geen Nederlands.’ Toch moet ze lachen bij de herinnering. ‘Ik wilde toen niets liever dan naar Apeldoorn, daar woonden mijn schoonouders en die waren altijd heel lief voor mij. Mijn schoonmoeder was Duitse, dus die heeft het ook niet gemakkelijk gehad toen ze naar Nederland moest verhuizen. Zij steunde mij heel erg.’
Kesteren
Meneer Bouwer werkte destijds bij Recticel bedden in Kesteren, een dorp niet ver van Lienden, en daar konden ze niet veel later een eigen huis met een tuin krijgen. Daar zijn hun twee dochters opgegroeid, ook al maakte hij niet lang daarna de overstap naar Bunnik, om te werken bij Vrumona. Tot aan zijn pensioen heeft hij daar gewerkt.
Mevrouw spreekt liefdevol over de buren die ze in Kesteren hadden. ‘Zij leerden mij van alles over Nederland en namen me ook vaker mee. Om tien uur ‘s ochtends was het koffie drinken, en in het voorjaar moest de grote schoonmaak worden gedaan. Ik ben toen ook lid geworden van de Plattelandsvrouwen. In Veenendaal was een Spaanse winkel omdat daar veel gastarbeiders in de sigarenfabriek van Ritmeester werkten, dus daar kocht ik wel eens wat Spaanse producten. Ik miste het Spaanse eten wel natuurlijk. Maar ik heb me nooit gediscrimineerd gevoeld daar.’ ‘Misschien omdat je de mensen niet goed kon verstaan’, onderbreekt dochter Monica haar. ‘Ik weet dat de kinderen van mijn klas je maar eng vonden, omdat je altijd Spaans tegen ons sprak.’ Waarna mevrouw Bouwer onverstoorbaar aan het bezoek uitlegt dat hun kinderen veel profijt hebben gehad van hun tweetalige opvoeding. Dat ze in hun tienertijd elke zomer in Spanje op een camping konden gaan werken en later in Madrid en Barcelona zijn gaan studeren.
Arnhem
Het Nederlands heeft ze zelf in de praktijk heel goed geleerd. ‘Toen de kinderen groter werden ging ik wel eens met de buurvrouwen mee naar modezaak Bischot in Arnhem. Dat was toen een heel bekende chique winkel. Ik hield van mooie kleren en toen hebben ze me gevraagd of ik daar in de winkel wilde werken. Ik was verbaasd over de vraag, want ik sprak nog niet vloeiend Nederlands, vond ik, maar ik heb het aanbod met plezier aangenomen. We hadden vroeger thuis een banketbakkerij dus ik was wel gewend om met klanten om te gaan. Naar Arnhem kon je met de trein, dat betaalde de zaak, dus toen ben ik daar gaan werken, dat waren fantastische jaren.’
Rest nog de vragen hoe het echtpaar elkaar ontmoet heeft, en hoe en wanneer ze in Amsterdam terecht zijn gekomen.
Barcelona
Meneer Bouwer had op zijn werk een advertentie gezien waarin werd aangeboden om een jaar in Barcelona te gaan werken. En daar heeft hij op gereageerd. Via Lingofoon had hij zichzelf wat Spaans geleerd. Mevrouw Bouwer neemt ietwat ongeduldig het gesprek over, waar meneer Bouwer om moet lachen. ‘Ja, jullie horen het, mijn vrouw houdt van praten’. ‘In Barcelona kende ik een gebouw waar vaker Nederlanders kwamen om feest te vieren en daar ging ik een avond met vriendinnen naartoe. Toen we er aan kwamen was er tot onze teleurstelling niemand, maar net toen we weer weg wilden gaan kwam Alfred aan met wat Spaanse vrienden. Hij was lang en slank en had een rossige gloed over zijn haren. ‘In Ambon scholden de jongens me daarom wel uit voor maiskolf, in het Maleis’, komt meneer Bouwer er weer even tussen. Mevrouw Bouwer vervolgt: ‘We zijn toen de hele avond met de hele groep op stap gegaan en na afloop vroeg hij aan me of we contact konden blijven houden. Twee jaar later, op 20 juli 1965, zijn we getrouwd. Mijn ouders leefden niet toen meer en ik had alleen een acht jaar oudere broer die ik niet zoveel zag, dus de keuze om met Alfred mee te gaan naar Nederland was niet zo moeilijk.’
Amsterdam
Na hun pensioen werd de keuze voor Amsterdam ook snel gemaakt, vertelt mevrouw Bouwer. ‘Ik wilde er snel heen verhuizen ja, mijn man had nog wel wat willen wachten. Maar ik was gek op Amsterdam en onze dochters waren er blijven wonen na hun studie. En in een stad heb je gewoon veel meer voorzieningen dan in een dorp, dat is ook wel fijn als je ouder wordt. In het begin hebben we een tijdje in het appartement van onze jongste dochter in de Pijp gewoond. Die was toen gaan samenwonen. Dat was in 2001, dat weten we nog precies, want op de dag dat in Amerika de Twin Towers instortten zaten wij in de verhuiswagen. We hebben ons meteen ingeschreven voor een woning en in 2002 kregen we de kans om dit nieuwbouw-appartement te kopen.’
Ze genieten nog steeds volop van Amsterdam. Meneer Brouwer is van de tennisclub in Kesteren overgestapt op de Tie-breakers en is ook lid van de sportschool. Mevrouw wandelt elke dag om in conditie te blijven (‘ik mag van de kinderen niet meer fietsen’) en doet haar huishouden nog zelf. Op donderdagen wandelen ze met andere senioren mee in het Flevopark. ‘En kijk eens wat een mooi uitzicht we hebben. We hebben echt geboft in ons leven. We gaan nooit meer weg uit Amsterdam.’











