In een oud schoolgebouw in de Dapperbuurt, om preciezer te zijn: aan de Zeeburgerdijk tegenover de Roomtuintjes, heeft pastelschilder Onno Boerwinkel sinds 1999 zijn atelier. Hij is daar vrijwel dagelijks te vinden. Hij nam 25 jaar geleden de ruime werkruimte met hoge ramen op het noorden, over van Hans Bayens. Daar kneedde Bayens de buste van Multatuli, die sinds 1987 op de Torensluis staat, op steenworpafstand van diens geboortehuis aan de Korsjespoortsteeg. ‘Ik heb het mooiste atelier van Amsterdam’, zegt Onno Boerwinkel heel tevreden.
Anne-Mariken Raukema
Onno Boerwinkel (Middelburg, 1950) tekende als kleine jongen al heel goed. Met vijf kinderen reden zijn ouders vanaf 1959 elke zomer naar Italië, ieder jaar een stukje zuidelijker. ‘Dat heeft bij elk van ons een groot gevoel van liefde voor dit land gebracht, vrijwel iedereen is er wel een deel van het jaar. De jonge Onno zag zijn vader, arts in het dagelijks leven, op de camping vaak zitten met een schetsboek en een doos Caran d’Ache kleurpotloden; hij keek dan over diens schouder mee.
Achteraf noemt hij die reizen naar Italië ‘mijn eerste Grand Tour’, een oude traditie onder kunstenaars om als jongeling de oude culturen van de Grieken en Romeinen te bewonderen. Vader en moeder lieten zich leiden door de reisgidsen van Van Egeraat en sleepten de kinderen kerken en musea in. Na de middelbare school vertrok hij uit Zeeland (‘de provincie met het mooiste licht’) naar de hoofdstad om aan de Rijksakademie schilderkunst te studeren. Inmiddels tekent, schildert en pastelleert hij al zo’n vijftig jaar.
H*ART Museum
Boerwinkel en zijn vrouw zijn Vrienden van het H*ART Museum, dat betekent dat ze jaarlijks een donatie doen. Dit komt deels door hun affiniteit met de 17e-eeuwse schilderkunst die in Amsterdam ruim vertegenwoordigd is. ‘Wat een luxe hebben we hier: het Rijksmuseum, het Rembrandthuis, het H*ART museum, het Amsterdam Museum.’ Onno Boerwinkel bezocht verleden jaar de expositie in het H*ART museum aan de Amstel, waarin een groot deel van de Kaplanverzameling werd getoond, waaronder twaalf Rembrandts. Een daarvan, een paneeltje ter grootte van een ansichtkaart, trof hem direct door de schetsmatige opzet in olieverf. Omdat Boerwinkel zelf ook een rastekenaar is, was het een soort herkenning. Hij maakte er ter plekke een tekening van.
‘Nee, geen kopie, een hertaling.’ Ger Poppelaars, een goede vriend, legde dit proces vast op film en hij stuurde dit naar Annabel Birnie, de museumdirecteur. Zij introduceerde hem tijdens een vrienden-bijeenkomst bij conservator Hélène Webers, die hem bezocht op zijn atelier en kreeg veel schetsboekjes te zien boordevol studies in houtskool van Rembrandts schilderijen, met name de zelfportretten. Daarmee is hij voor de huidige tentoonstelling Happy Birthday Amsterdam een levend ambassadeur voor Rembrandt. ‘Op de tentoonstelling hangt helaas geen enkele Rembrandt, maar er liggen veel van mijn dagelijkse tekeningen’, aldus Boerwinkel.
Elke dag weer
Hij vergelijkt het iedere dag weer beginnen met een kleine houtskooltekening van Rembrandt – nu inmiddels tien jaar en vele schetsboekjes vol – als een musicus die elke dag begint met de toonladders te spelen. ‘Het is een proces van werken van donker naar licht, ik werk dan ook vanuit een zwart gemaakt vlak op wit papier, waar ik met kneedgom, mijn duim en houtskool stapsgewijs tot een portretje kom. Het zijn tekeningen waarin de tonaliteit de leidende factor is. Eenzelfde werkwijze die Rembrandt had in verf: vanuit een donker fond, werkend in lagen naar het licht. Hij noemt ze ‘hertalingen’, niet primair voor een gelijkenis, die sluipt erin, als ‘een cadeautje’, maar het is niet mijn primaire doel.’
Hij weet nog goed wanneer deze gewoonte is begonnen. Hij tekent sowieso iedere dag, maar na een bezoek aan de Iveagh Bequest in Kenwood House in Londen, waar het beroemde ‘zelfportret met de ronde cirkels’ hangt en wat altijd al een van zijn absolute favorieten was, is hij in vele Europese steden geweest, van Edinburgh tot Wenen. Daar zoekt hij Rembrandts op en legt daarvan in weinig tijd een krachtig kleinood vast. ‘Voor een Rembrandt portret staan en daarmee contact maken, is een magisch en inspirerend moment.’
Techniek en thema’s
Jarenlang werkte hij met olieverf, tot de geur van lijnolie hem tegen ging staan. Daarbij komt dat hij zichzelf meer tekenaar dan schilder vindt. Hij liet deze techniek even lopen en ging met pastelkrijt aan de slag, een gelukkig compromis, zoals hij zelf zegt, tussen tekenen en schilderen. Vrijwel altijd staan er mensen op zijn werken, in hun eigen omgeving. Niet zelden op terrassen, wat hij beschouwt als alledaagse, levendige theatertjes. ‘Het gaat om het terloopse, het moment wat zich aandient.’
Hij leeft al zijn leven lang van de verkoop van zijn werk. Hij is blij met zijn vaste galerie, Galerie Mokum – de oudste van ons land – waar hij ook alweer 22 jaar bij zit en op wiens stand hij al even lang elk jaar met een aantal werken op de jaarlijkse Kunstbeurs PAN te zien is. Goede herinneringen heeft hij ook aan eerdere galeries, onder andere in Den Haag en Blaricum. ‘In Singer Laren had ik in 1997 een tentoonstelling waar onder andere alle in pastel vastgelegde portretten van de senatoren hingen uit de Eerste Kamer. Dat trok veel bezoekers.’
Gelijkenis
Onno Boerwinkel heeft wel wat weg van Rembrandt. Zelf noemt hij dit ‘een niet onprettig toeval’. Het viel de fotograaf Nico Koster ook op. Hij maakte een vierde boek over de schilder en zijn atelier. De achterzijde van dit boek Goed leven, toont Boerwinkel met een baret schuin op het hoofd en een schilderskiel aan. Ook in Italië zei iemand achter een kassa eens: ‘Ma Lei è Rembrandt!’
Youp
Zijn laatste wapenfeit tot nu toe is een serie schetsen en pastels die hij maakte tijdens de afscheidsshow Laatste Ronde van Youp van ’t Hek. Een van die pastels hangt op de Salon in de sociëteit Arti et Amicitiae aan het Rokin. Daar is hij al 46 jaar lid van, ooit voorgedragen door een van de docenten van de Rijksakademie, Jacob Kuijper.
De bevlogenheid, die hij in zijn werk laat zien, in combinatie met het vakmatige, het métier zo je wilt, is in zijn werk steeds meer leidraad en aanjager van zijn werklust. Het ‘ludieke aspect’ in de kunst is in Amsterdam sinds de jaren 60 dat wat er alom uitspringt. Boerwinkel heeft een andere afslag genomen en legt zich in alle leut en ernst toe op de bewegingen en het gedoe van de mens in zijn omgeving. Noem het ‘levende traditie’. Daarbij is zijn motto: ‘Ik ben niet hedendaags, ik laat me wiegen door wat geweest is en wat daar nog van over is.’
Check www.onnoboerwinkel.nl