Mijn ouders waren immigranten in Amsterdam, en ik zal jullie bekennen, ik ook. Ik kwam hier pas wonen met drie maanden, dus ben feitelijk net zo’n nep-Amsterdammer als de rest. Maar wel met serieuze roots: we begeven ons nu in gedachten naar de Linnaeuskade ter hoogte van de Middenweg. De moderne fietssnelweg die in het plantsoen is neergelegd vergeten we even, aan de overkant is een melkfabriek, te midden van allerlei andere bakstenen gebouwen die inmiddels ‘karakteristiek industrieel erfgoed’ heten.
Column Justus van Oel
Ik kom zo ter zake, eerst even mijn overgrootmoeder gedag zeggen, zij woonde op de oer-Linnaeuskade en las, diep in de 90 inmiddels, met veel genoegen de boeken van Harry Mulisch, een piepjonge moderne schrijver. Nog even geduld, de actuele invalshoek komt zo. Maar de man van mijn grootmoeder was dus de heer Wiersma, veldwachter in de Watergraafsmeer en nog generaties lang werd in mijn familie gemord over zijn ontslag wegens corruptie: hij had van iemand een sigaar een sigaar aangenomen. Zo’n rechtschapen man, zo hard gestraft.
Het ging verder niet zo slecht hoor: dat statige witte gebouw op de andere hoek van kade en Middenweg was ook van de familie. Van mijn familie. Nog heel lang. Met mijn nichten en neven wind ik mij daar nog weleens over op: alle studerend achterkleinkinderen hadden daar zomaar op kamers gekund. Maar het werd verkocht aan de AMRO-Bank, die trouwens ook alweer weg is.
Ja, ik zit even lekker in de nostalgie, maar er is ook een actueler punt dat ik wil maken. Of ik nu wil of niet, ik voel me verbonden met de stad, en overal zijn bakstenen en hoekjes en plekjes die me herinneren aan het van generatie op generatie doorgegeven ‘Mokum’-gevoel. En dat is dus aan het verdwijnen. Dat kan ook nauwelijks anders, in een stad waar iedereen voortdurend in- en uit verhuisd. Het aantal Amsterdammers met voorouders die ook in Amsterdam woonden is in relatief korte tijd drastisch afgenomen. Vraag maar eens aan al uw buurtgenoten of collega-ouders op het schoolplein of ze hier roots hebben die dieper gaan dan het mee kunnen zingen van ‘Bij ons in de Jordaan’. Dat zal maar zelden het geval zijn. En hoe ondieper de wortels, des te sterker de neiging om op een dag maar weer te gaan. Bijvoorbeeld naar een betaalbaar dorp, zoals Zutphen of Deventer, waar nog wél dat oude collectieve gevoel leeft, waar nog steeds een door generaties gedeelde geschiedenis de mensen verbindt. Omgekeerd, Amsterdam is steeds meer industrieel en sociaal-cultureel erfgoed geworden. Een gewild tussenstation voor zeer diverse stadsgebruikers. Ook mooi.
Wil je me over mijn ouwe Oost zien praten, google dan ‘Salto+Justus’…