Aan de voet van de nijlpaardenbrug zat een man achter een tafel.
Hij had zich dik ingepakt, droeg een hoed en zat geconcentreerd op een laptopje te tikken. Naast hem stond een langbenige en langharige vrouw met een schriftje in de ene hand en een fiets in de andere die met een brede glimlach een onberispelijk gebit tevoorschijn toverde.
‘Erg mooi’, zei ze tegen de man achter de tafel terwijl met een ontroerde blik in het schriftje keek.
Die man was Sjaak Kroes die op verzoek gedichten schrijft, zoals te lezen stond op een bordje dat in een campingstoel naast de tafel stond. ‘Ik schrijf erg mooie gedichten’, sprak hij zelfbewust.
De langbenige en langharige vrouw beaamde dit, Sjaak Kroes had haar namelijk zo even een gedicht voor haar vriendin overhandigd, en als reactie had stonden nu de waterlanders in haar ogen.
En zo reed ik op een koude winterdag ongevraagd tegen een stukje levende poëzie aan en het is maar dat U het weet.