Zingen in het donker. Brieven uit de hongerwinter van Nescio, verschijnt vandaag. Die brieven zijn bezorgd en van een voorwoord voorzien door Lieneke Frerichs. Als er een schrijver met Oost verbonden was, was dat wel J.H.F. Grönloh, die schreef onder het pseudoniem Nescio (Ik weet niet). Helaas heeft hij het niet verder dan een fietsbrug in Oost gebracht – maar wel een van formaat!
Dit is deel 1 van een tweeluik: een gesprek met Lieneke Frerichs. Binnenkort deel 2, de bespreking van Zingen in het donker.
Anne-Mariken Raukema
Frerichs’ vuistdikke biografie Nescio. Leven en werk van J.H.F. Grönloh beleefde vier jaar geleden binnen twee maanden tijd twee drukken. De eerste druk was snel uitverkocht. Velen vinden Nescio nog altijd een bijzonder stilist, die een bijzonder leven leidde. 2021 was het tweede coronajaar en er heerste papierschaarste. Omdat Frerichs de foto’s niet allemaal bij elkaar in een katern wilde, maar verspreid over het hele boek, moest het extra dikke papier voor de herdruk uit Oost-Europa komen, en dat duurde even.
‘Je hebt gelijk, het lijkt wel of het genre biografie de laatste jaren aan populariteit wint,’ zegt Frerichs terwijl we aan de koffie zitten, bij haar thuis. Ze was een van de eerste sprekers in de reeks De Biograaf, een serie interviews met biografen in Huis De Pinto. ‘Ik herinner me dat als een heel bijzondere bijeenkomst, met veel enthousiaste mensen. Gewoonlijk wordt gevraagd hoe je Nescio nou eigenlijk uitspreekt, en of hij misschien familie was van Anneke Grönloh. Wat hij niet was, trouwens. Maar hier werden echt goede en interessante vragen gesteld.’
Bezorging
In het copyright staat keurig: Bezorging en voorwoord Lieneke Frerichs, Edam. Ze vindt dat eerste woord prettig en mooi. ‘Bij een werk in handschrift bezorgen begin je met transcriptie, met overtypen van de handgeschreven tekst. Gaat het om een boek, dan bepaal je na onderzoek welke druk je gaat bezorgen, dat kan de eerste zijn, de allerlaatste, of de laatste die de auteur gecorrigeerd heeft. Je kiest altijd de meest representatieve.’
Ze vertelt hoe ze te werk is gegaan bij de brieven die Nescio in de periode augustus 1944 tot juni 1945 schreef aan zijn dochters Miep en Bob, die toen in Groningen woonden. Met dochter Nelly, die in Eindhoven woonde, was er in die periode geen contact, want Zuid-Nederland was al bevrijd, terwijl boven de rivieren de hongerwinter woedde. Alle verbindingen waren verbroken, post kwam de grote rivieren niet over.

‘Ik kreeg rond 2011 een sportschoenendoos, zo’n heel grote, vol brieven van Nescio’s kleinzoon Jan Zeven, de zoon van Bob. Ik ben eerst gaan lezen, maakte aantekeningen om het kader, het tijdpad en de verschillende personen die in de brieven werden genoemd, helder te krijgen.’ Daarna volgde het noeste handwerk van overtypen, vergissingen en verschrijvingen corrigeren, vergeten woorden inlassen, spelfouten eruit halen. Maar wel was het zaak om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven. ‘Dus niet de hedendaagse spelling hanteren, maar ‘zoo’n’ en ‘menschen’ laten staan. En ook zijn typerende ‘i’ (‘hij’) ‘nix’, ‘datti’, en ‘Miepterschoenen’ (‘Miep haar schoenen’) gehandhaafd, want dat is deel van zijn authentieke stijl.
Promotie ingerold
De werkwijze bij de bezorging van dit nieuwe brievenboek is vergelijkbaar met die ze eerder hanteerde voor het Verzameld proza en nagelaten werk en Natuurdagboek. Eind 1990 promoveerde Lieneke Frerichs in Utrecht bij de prominente hoogleraar Nederlandse letterkunde Guus Sötemann op de ontstaansgeschiedenis van De uitvreter.
Eerder was ze gevraagd om iemand te vervangen die was begonnen met het inventariseren van de nalatenschap van Nescio. Omdat er Rijkssubsidie (OC&W-geld) mee gemoeid was, moest er op korte termijn iemand gevonden worden die die klus zou afronden. ‘Op basis van dit werk moest er een verzameld werk komen. Daar ging een pilot-onderzoek aan vooraf, en Sötemann nodigde haar uit om er een dissertatie van te maken. ‘Ik ben er in feite een beetje ingerold, zegt ze niet helemaal zonder voldoening. Maar laat ook niet ongenoemd dat de compositie van het verzameld werk een heel ingewikkelde klus was. ‘Behalve de afgeronde verhalen, en ‘Mene Tekel’ en ‘Boven het dal’, waren er nog veel meer losse stukjes, fragmenten en onvoltooide observaties. Allemaal erg de moeite waard, maar het moest voor de lezer ook nog een beetje te volgen zijn.
Uniek geluid
Dat Nescio van schrijven hield, mag blijken uit het feit dat hij zijn buiten Amsterdam wonende dochters elke week en soms wel twee keer per week schreef om ze op de hoogte te houden. De brieven uit het laatste oorlogsjaar waren ook bedoeld om de moed erin te houden en zijn dochters op te vrolijken. Ze gaan over het alledaagse leven in Amsterdam, en de moeite van het bestaan met name in zijn eigen buurt: Oost. Zijn oeuvre is niet erg omvangrijk maar voor de fijnproever een delicatesse, met een geheel eigen stijl. Frerichs: ‘Hij was een echte ‘writers writer’. Met name Gerard Reve heeft hem nadrukkelijk als voorbeeld genoemd, zeker in zijn brieven die hij vanuit Greonterp schreef aan Frans Lodewijk Pannekoek, tussen 1965 en 1969.
Nescio is – in tegenstelling tot toen populaire tijdgenoten als Ida Boudier-Bakker en Jan Mens – nog altijd niet vergeten en blijft geliefd in Nederland. Tot mijn verrassing haalt Lieneke Frerichs uit een belendende kamer een flinke stapel vertalingen van Nescio tevoorschijn. In het Frans, Duits, Engels, Amerikaans – de slimme vertaler maakte van de titel Amsterdam Stories en dat deed de verkoop goed! Andere vertalers zouden deze titel overnemen, en gaandeweg werd Nescio’s werk ook in het Roemeens, Spaans, Zweeds, Hongaars en Turks uitgebracht. Hiermee is Nescio niet langer een Nederlands schrijver, maar een Europees.
Resonance
Als kenmerk van zijn werk noemt Frerichs Nescio’s weemoedige levensgevoel. Vaak resoneert er onder de woorden die er staan iets anders, het gaat het hem (zonder dit als zodanig te noemen) om de zin van het leven, of ‘hoe te leven’. ‘Het gaat hem om ‘ogenblik en eeuwigheid’, formuleert de bezorgster voorzichtig. Deze titel plaatste Kees Fens, literatuurwetenschapper en recensent voor de Volkskrant, eens boven een stuk over Nescio. Als geen ander combineerde hij weemoed, verlangen en melancholie met lichtheid, humor en een zekere ironie.
Dat resonerende zit ook in de oorlogsbrieven (zie ook deel 2 van dit tweeluik). Zonder de 55 brieven en briefkaarten uit die enorme schoenendoos zou de oorlog in het leven van Nescio een blinde vlek zijn geweest. Frerichs: ‘In Boven het dal staat één verhaal getiteld ‘Insula Dei’, dat speelt in Amsterdam-Oost in 1942, dat is alles.’
Het idee van dit brievenboek is van Frerichs zelf. Wel hadden verschillende recensenten van de biografie de hoop uitgesproken dat er ook nog een brievenboek zou komen. Gelukkig kreeg ze de nodige toestemming van de erven Nescio. En heeft ze besloten dit monnikenwerk uit te voeren.
Nescio mag door zijn vertalingen in maar liefst vijftien andere talen niet langer meer een Nederlands schrijver zijn, maar een Europees, maar hij was een man van Oost. En dat zal hij altijd blijven. Binnenkort dus meer over ZinLieneke Frerichs is neerlandica en tekstediteur. Zij was tien jaar beleidsmedewerker bij het Literair Productie en Vertalingenfonds – later opgegaan in het Letterenfonds – en was hoofdredacteur van het Verzameld werk van Karel van het Reve. Zij publiceerde veel artikelen over Nescio en was samensteller van de bundel Over Nescio. Ze bezorgde zijn Verzameld proza en nagelaten werk en Natuurdagboek, Brieven uit Veere en het reisboekje Buitenland is geen land.
Nescio/Grönloh
Nescio is natuurlijk de auteur van drie onvergetelijke verhalen: De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje, die in 1918 voor het eerst in één band verschenen. Maar hij was ook J.H.F. Grönloh, zakenman met een verantwoordelijke baan op een exportkantoor, een echte familieman die met vrouw en vier dochters in Oost woonde. Eerst in een groot familiehuis aan de Middenweg 166, daarna, toen de dochters het huis uit waren op kleinere een bovenwoning op het Linnaeushof 11. Bovendien trok hij er graag alleen op uit. Dat rondzwerven was een sterke behoefte, waarbij hem niets boven het zo gevarieerde Nederlandse landschap ging. Hij bleef ver buiten de literaire wereld. Ook na zijn overlijden in 1961 hield zijn familie de deur voor biografen gesloten.
Uit niet eerder gepubliceerde documenten rijst een fascinerend portret op van de gecompliceerde man die deze verhalen schreef. Verhalen die een basis hebben in zijn eigen leven: zijn jeugd, zijn idealistische jaren, zijn verliefdheid op zijn latere vrouw, het gezinsleven en zijn carrière van kantoorbediende tot directeur. Hij maakte een maandenlange zakenreis door Brits-Indië, waarvan hij in brieven verslag doet. De vele brieven aan zijn dochter Bob in Groningen geven een beeld van Amsterdam in oorlogstijd, het leven tijdens de hongerwinter en van de jaren daarna, toen hij eindelijk kon doen wat hij het liefste deed: zwerven door Nederland.
Nescio schittert in de vele citaten uit de brieven. De biografie laat eens te meer zien wat een groot stilist hij was. In 1932 en 1934 maakte hij twee vakantiereizen door Frankrijk waar hij met volle teugen van genoot: een fietstocht met twee van zijn dochters in Noord-Frankrijk en een verblijf met zijn vrouw Ossi in de Ardèche. Het reisboekje geeft een levendig verslag van Nescio/Grönloh te midden van zijn gezin. Het is gelardeerd met citaten uit zijn brieven en geïllustreerd met door hem verzonden prentbriefkaarten. Bron www.vanoorschot.nl