Home Dwars nieuws Gewoon Kaas, hoe vanzelfsprekend!

Gewoon Kaas, hoe vanzelfsprekend!

0
Willy en Jenny Brands.

Al sinds 2008 staan de zussen Willy en Jenny Brands in hun kaaswinkel aan de Middenweg 45. Eerst begonnen ze klein, maar de winkel groeide. In 2017 werd er grondig verbouwd, grotendeels door de familie zelf. Vanzelfsprekend?

Carolien Gevers | Foto’s Frank Schoevaart

‘We hadden dit minstens tien jaar eerder moeten doen,’ zegt Jenny (51), die zelf uit de horeca kwam. Samen met haar voormalige partner runde ze jarenlang café Bouwman aan de Utrechtsestraat, terwijl zus Willy (57), met haar wederhelft, de Primera op de Middenweg had opgezet. Willy: ‘Lezen en schrijven konden we al ons hele leven met elkaar. Het is bijna onbegrijpelijk dat we dit zo laat zijn gaan doen, toch Jen?’ Het vrolijke tweetal praat als rasechte Amsterdammers, makkelijk, snel en recht voor zijn raap. Ook in de communicatie met hun personeel, zeven in getal, waaronder Nicky (33), dochter van Willy, die mede-eigenaar is.

Ondernemers-gen

Willy had als kind al een passie voor kaas. ‘Terwijl ík er niks mee had, wist amper het verschil tussen jong en oud,’ lacht Jenny breeduit. Ze voegt toe dat ze dolgraag met haar zus mee wilde, maar dan moesten er ook vleeswaren bij en natuurlijk een lunchroom. ‘Want we houden van een drankje en hapje.’ Jenny is door de wol geverfd. ‘Vroeger stond ik achter de bar, maar dat was best zwaar al die avonden tot in de late uurtjes… Nee, tegenwoordig sta ik er liever voor!’ De taakverdeling tussen de zussen werd dus duidelijk. Jenny ontfermt zich vooral over de vleeswaren, de olijfolie, tapenades, wijntjes en de lunchroom. Willy gaat over de kaas en doet de administratie.

‘We weten wie er zwanger is, of net bevallen. Die krijgen een kaasje van ons.’

Na jaren bij Primera, inmiddels met postkantoor, was ze toe aan een nieuwe uitdaging. Zo kwam ze op het idee van de kaaswinkel. De zussen helpen elkaar met alles en zijn inwisselbaar. ‘Net zoals we dagelijks naar onze oude moeder van negentig gaan. Die kent ons hele assortiment. Ze zat hier vroeger altijd. Nu bestelt ze de ene dag bijvoorbeeld een broodje half om en de andere dag een tonijnsalade. Leuk toch!’ De grootouders (moederszijde) hadden vroeger een groentewinkel in de Jordaan. ‘Kan een gen een generatie overspringen?’ vraagt het tweetal. ‘Onze ouders waren namelijk geen ondernemers. Onze vader was zeeman en onze moeder gewoon huisvrouw.’

Geen bazen

Nadat het plan geboren was, werd de band tussen de zussen alleen maar hechter. In no time bezochten ze samen allerlei kaas- en vleesleveranciers en firma’s voor inpakmaterialen. Jenny liep zelfs een paar weken stage bij kaaswinkel Tromp. ‘Er ging een wereld voor me open toen ik kennismaakte met bijvoorbeeld Gruyere, truffelkaas of Tallegio.’ Aanvaringen heeft het tweetal zelden. Willy: ‘Hooguit één keer in het jaar gooit een van ons een paar druiven in de lucht uit frustratie over een kleinigheid.’ ‘Je kan hier echt helemaal jezelf zijn,’ klinkt er opeens van achter de balie. Petra, de jongst binnengekomen medewerkster, legt uit dat haar leidinggevenden geen bazen zijn. ‘Ik durf alles wel duizend keer te vragen en ze blijven cool.’ Willy: ‘Een hond heeft een baas, maar jullie zijn gewoon onze rechterhanden, een superploeg, dus waarom zou je snauwen? Trouwens over honden gesproken. Wist je dat Nicky haar hondje altijd meeneemt? De bovenbuurvrouw is onze hondenoppas, zo leuk. Ja, we zijn gewoon een buurtwinkel geworden. Dat komt ook door onze lunchroom denk ik!’

Levendige boel

Het is een komen en gaan in de winkel. In de ochtend zijn de dames al vanaf kwart over zeven binnen, met wat bolletjes en krentenbollen. Jenny: ‘Niet veel, want we willen niet Le Perron of het Vlaamsch Broodhuys in de wielen rijden. De eerste klanten staan vaak al, voor we officieel open zijn, binnen voor hun bakkie koffie en broodje. Ze struikelen soms letterlijk over onze aanvoerbakken. En dat gaat zo de hele dag door, met tussendoor alle gewone klanten voor de winkel en af en aan onze leveranciers. Dan maken we allemaal de hele dag door verse tonijnsalade, die iedereen wil. Soms lijkt het wel of we hier elke middag vrijmibo hebben. Het kaasplankje met de wijnen is kennelijk uitnodigend.’

Mag het iets meer zijn?

Inmiddels kennen de dames wel negentig procent van hun clientèle. Willy: ‘Dat is zo leuk, we kennen de gezinnen, weten wie er zwanger is of net bevallen en horen de laatste nieuwtjes. Je krijgt er ook rituelen door. Zo krijgt elke bevallen vrouw hier een kaas om aan te sterken. Aangelijnde hondjes krijgen een stukje worst en kinderen mogen kiezen. Natuurlijk zijn er ook soms minder leuke ontmoetingen. Mensen die grof zijn.’ Jenny: ‘Dan heb ik wel wat aan mijn oude café ervaringen, waarbij ik dronkaards de deur uit moest zetten. Ik heb geleerd altijd rustig te blijven, want voor je het weet krijg je tegenwoordig een klap. Ik voel meer voor humor. Laatst vroeg ik zo’n lastpak of het een onsje meer mocht zijn… De man, al geïrriteerd: Hoezo? Ik: ‘Nou dan hoef je niet zo gauw terug te komen want zo te zien zint het je hier niet.’ Waarop een ander ad rem zei: ‘Pak van mijn hart dat ze mij vaak een onsje minder vraagt.’

Fooienpot onder jas

‘Of de persoon die weigerde zich hier aan de coronaregels te houden. Ik zei dat ik het ook vervelend vond, maar dat hij toch even moest wachten en zitten. Toen hij dat niet deed, weigerde ik hem iets te verkopen, maar zei het rustig. Dat had effect. Even later droop hij met zijn kaasje af en mompelde sorry.’ Willy: ‘En dan de fooienpot. Een aantal jaar terug zag onze moeder dat een groepje jongeren deze gewiekst onder hun jas mee futselde. Ik erachter aan, in een mum van tijd renden collega’s van Primera en café Elzas mee. En we wisten ze te snappen. Daarna kregen we van een trouwe klant een beeldje om hem beter mee af te sluiten. Van je buren moet je het hebben!’

Nicky, dochter van Willy.
Trots

De vraag over de levensduur van de winkel en wie die te zijner tijd moet overnemen ligt geenszins gevoelig. Jenny: ‘Nou Nicky weet het nog niet. Ze heeft een gezinnetje en is er nu niet zo mee bezig, maar je weet nooit natuurlijk, ze is trouwens wel onze meest charmante verkoopster, jammer dat ze nu met vakantie is.’ Willy: ‘En mijn man en zoon en schoonzoon, die tegenwoordig het postkantoor runnen, gaan het ook niet doen. Hoe ze ook meeleven en onze grootste afnemers zijn (knipoog). Maar we zien wel. We leven nu en voelen ons rijk.’ Jenny: ‘We zijn natuurlijk trots als we in krantjes en op facebook positieve verhalen over onze zaak lezen. Maar eerlijk, het meest trots ben ik op haar (naar Willy wijzend).’ Willy: ‘Ja, dat we als zussen dit samen hebben opgezet en het zo goed loopt. Weet je dat we serieus van plan zijn om, als we ouder worden, misschien wel in een of andere vorm samen te gaan wonen? Jenny woonde al langer in Weesp en ik ben al recent daar in de buurt gaan wonen. Familie gaat voor ons nog net een stapje verder dan het voortzetten van de zaak in de volgende generatie!’