Home Schrijvers over oost God en groentensoep

God en groentensoep

0

Het meisje achter de sigarettenbalie zoekt langdurig in een la. Met een tergend langzaam gebaar haalt ze iets tevoorschijn. ‘Dees?’ vraagt ze. In het groepje wachtende klanten dat voor me staat, zie ik de achterkant van een hoofd nee schudden. Juist als het meisje zich weer over de la buigt, begint de telefoon naast haar te rinkelen. Haar lange paarse nagels reiken naar de hoorn.
‘Servicebalie, met Tanya.’

Ik vloek zacht. Zoveel verloren minuten zoals deze, minuten van wachten op Tanya’s, files, formulieren, beleefdheidspraat. Allemaal momenten die geen herinnering bieden. Steeds meer lijken het er te worden, hele dagen gevuld met lege bezigheden, weken vliegen voorbij, jaren, straks ben ik tachtig en heb ik niets meegemaakt, niets om aan terug te denken, omdat alles wachten was.

Plotseling ontstaat er beweging om mij heen. Ik voel geduw. Een oude vrouw perst zich met een rollator tussen de mensen door, en stevent zonder pardon recht op de balie af. Hoofden draaien alle kanten op, blikken van verbijstering worden uitgewisseld. Het mag dan een bejaarde betreffen, dat geeft nog geen recht op zulk bruut voordringgedrag! Ik glimlach. Jawel, denk ik, dat recht heeft ze. Haar dagen zijn geteld, zij verspilt geen minuten meer. Ze wil hier weg, snel, naar buiten, de lucht zien, de zon voelen. En ze heeft gelijk, het is een prachtige dag.

De oude vrouw richt haar gebochelde rug wat op en zegt iets tegen Tanya. Oren worden gespitst, het valt stil.
‘Kunt u een taxi voor mij bellen?’ vraagt vrouw hees.
Tanya plaatst haar handen demonstratief in haar zij en laat haar schouders met een zucht zakken.
‘Daar kunnen we niet aan beginnen.’
In een reflex trek ik mijn mobieltje tevoorschijn. Met woeste ellebogen wring ik me naar voren.
‘Zal ik een taxi voor u bellen?’ declameer ik luid, en werp een vuurspuwende blik op Tanya. ‘Waar moet u naartoe?’
De oude vrouw staart me met waterige ogen aan.
‘Naar het bejaardentehuis,’ zegt ze zacht.
‘Bedoelt u het Willem Dreeshuis, aan de overkant?’
Ze knikt traag. Ik buig wat naar haar toe.
‘Dat is wel een hele korte taxirit.’
‘Ik ben moe,’ zegt ze. ‘En bang.’
Ik aarzel. Ze drong helemaal niet voor uit ongeduld, het ging haar niet om kostbare minuten. Het is gewoon een verward mens, en ik ben degene die zich over haar moet ontfermen, geen weg terug, alle blikken zijn op mij gericht, alsof ik Florence Nightingale ben. Dat ben ik niet! Ik heb helemaal geen tijd en geen geduld voor goed gedrag. Ik voel de ogen van Tanya in mijn rug prikken.
‘Zal ik met u meelopen?’ laat ik mijn stem luid schallen.
De vrouw knikt, en verrassend kordaat draait ze haar rollator om. De menigte deinst uiteen. Ik snel achter haar aan naar buiten.
‘U bent behoorlijk kwiek.’
‘Zesentachtig,’ piept ze.
We lopen de stoep af richting het stoplicht. Met openhangende mond zet ze geconcentreerde stappen.
‘Gaat het?’ vraag ik.
Ze kijkt mijn kant op, haar ogen nog steeds groot en angstig.
‘Waar bent u bang voor, mevrouw?’
‘Dat ze mijn spullen jatten.’
‘Was er niemand die met u mee wilde naar de winkel?’
‘Ik ben stiekem. Ik mag niet weg.’
‘Waarom niet?’
‘Ik val zo vaak.’
‘Maar u wilde zo graag naar buiten, dat u stiekem ging?’
‘Snoep. Ik heb altijd zo’n zin in snoep.’
‘En wat voor snoep eet u het liefst?’
‘IJs. Maar dat haal ik niet. Dat smelt voor ik er ben.’
We komen langs de kerk en de speeltuin. Ik vraag haar hoe lang ze al in het bejaardentehuis woont. Ze blijft staan en wacht tot ze op adem is. Piepend vertelt ze dat haar man een jaar geleden overleden is en ze het huis uit moest waar ze veertig jaar samen hadden gewoond, hier vlakbij aan de Weesperzijde. Ik licht mijn hielen enthousiast op.
‘Daar ben ik geboren!’
Voor het eerst krijg ik een glimlach. Echt waar? Echt waar.
Zwijgend vervolgen we onze weg, onze gedachten bij de Weesperzijde, het uitzicht op de Amstel, de stille slagen van de roeiers in de zomer en het krakende ijs in de winter. We passeren de lijstenmakerij en de slager. De ingang van het tehuis komt in zicht. De oude vrouw laat zich op een bankje aan de rand van de stoep zakken. Ik ga naast haar zitten.
‘U wilt niet naar binnen, hè?’
‘Nee. Bah.’
‘Wat wilt u dan?’
‘Dood,’ zegt ze, op tamelijk opgewekte toon.
‘Dood? Nu?’
‘Nou, niet terstond.’
Er verschijnt ze een ondeugend lachje om haar verschrompelde lippen. Ze reikt met haar hand in een van haar tassen en haalt een pak soesjes tevoorschijn. Ze scheurt het open, propt een soesje in haar mond en biedt mij er een aan. We eten de hele doos leeg. ‘Meent u dat echt, van dat doodgaan?’ vraag ik.
‘Ik kan niet wachten.’
‘Nooit meer de zon op je huid, nooit meer de getijden zien verglijden, nooit meer een boek lezen. Dat is toch ondoenlijk?’
‘Gut, kind, het zal me allemaal worst wezen.’
‘En de mensen, hoe kun je afscheid nemen als je weet dat het voor altijd is?’
De oude vrouw kijkt me verbaasd aan.
‘Daar weet je toch niks van? Misschien kom je elkaar wel weer tegen, ergens.’
‘Gelooft u in God?’
‘Nee zeg. Heb je ooit gelezen of gehoord dat er een bericht van boven is gekomen? Ja, valse berichten. De hemel en de hel zijn door de mensen bedacht. Net zoals de groentesoep uit de gaarkeuken die ik iedere dag moet wegslurpen. Slim hoor. Dan wil je vanzelf dood.’
Ze zucht diep.
‘Ik moet gaan.’
‘Zal ik even met u mee naar binnen?’
‘Beter van niet. Dat valt zo op. Ze mogen me niet zien, weet u.’
Ik schrijf mijn telefoonnummer voor haar op een briefje.
‘Als u zin in snoep heeft, kunt u het bij mij bestellen.’
‘Ook ijs?’ vraagt ze.
‘Ook ijs.’
Ze hijst zich op aan haar karretje.
‘Het zou toch wat zijn, hè, als ik mijn man ergens zou terugzien.’
‘Fantastisch.’
‘Wie weet.’
‘Ja, wie weet.’

Eva Posthuma de Boer is schrijfster en theaterproducent. Ze is geboren in Oost in het huis bij de Weesperzijde waar haar ouders nog altijd wonen. Ook haar beide kinderen zijn geboren in Oost, in het OLVG. Nu woont Eva alweer 14 jaar in de Watergraafsmeer.

Haar debuutroman Eindeloze dagen verscheen in 2007, gevolgd door Lichthart (2009) waarvoor de ECI haar bekroonde tot Schrijver van nu. De Comedy Club is haar derde roman. Samen met Sanne Wallis de Vries schreef ze het brieven- en interviewboek Rinus aan de rekstok. Iedere veertien dagen verschijnt van haar hand een culinair column in Het Parool. Op www.annakookt.blogspot.nl schrijft ze een culinair feuilleton.

Als theaterproducent werkte Eva o.a. voor Comedytrain en Toomler, het Leids Cabaret Festival, Circus Elleboog en de afgelopen jaren voor de cabaretgroepen NUHR en de Ploeg. Daarnaast initieerde zij eigen projecten zoals de muziekseries Nederland in Club Panama en ontwikkelde zij voor de Parade de succesvolle literaire quiz Pulp & Fictie, inmiddels beroemd en berucht in het hele land. Zie ook evaposthumadeboer.com