Home Dwars nieuws Grimmig

Grimmig

0

De Polderweg. Lang een rafelrandje van de stad. Een grimmig verleden, dat wellicht liever vergeten werd. In 1943 wachten duizenden joden hier op hun deportatie naar Westerbork.

Tekst Melissa Plomp | Illustratie Ruud Meijer

Waar nu de hoge flat staat, spelen op een zondagmiddag in oktober 1945 een paar jongens in de kelders van de verlaten synagoge. Twee agenten stappen naar binnen om de bengels weg te jagen: ‘De kelders zijn gevaarlijk, jongens, ze staan onder water.’ ‘Maar waar wij speelden niet, agent. Die gang is droog. We hebben hem zelf gevonden, achter een ingestorte muur.’ De jongens krijgen een standje en kiezen het hazenpad. De agenten besluiten nog even een kijkje te nemen. Daar stuiten ze op een verborgen gang. De agenten geloven hun ogen niet. Een ruimte vol schatten: zilveren kronen, wetsrollen, siertorens, schilden… Verborgen voor de Duitse roofzucht. De schatten worden meegenomen naar bureau Linneausstraat. Ze behoren tot de Joodse ritualiën en blijken afkomstig uit verschillende Nederlandse synagogen, die de schatten reeds als verloren beschouwden.

Waar nu de auto’s de parkeergarage in- en uitrijden, lag na de oorlog Kamp Oost. De ramen van de gebouwen beveiligd met dikke tralies, het terrein omheind met hoge hekken en prikkeldraad. Achter het prikkeldraad zitten nu de NSB-ers. De collaborateurs. De SS’ers. Ze worden zwaar beveiligd. De rollen zijn omgedraaid.

Toch hoort niemand die nacht van 16 mei 1946, hoe de beruchte NSB-er Zootjes een gat breekt in de vloer van zijn cel, zich in de kamer eronder laat zakken en weet te ontsnappen via een venster. Had Zootjes vroeger een smederij en lasbedrijf aan de Zeeburgerdijk, nu zit hij hier zijn straf uit. Tijdens de Duitse bezetting hielp hij Amsterdam te terroriseren als WA-man. Als landwacht heeft hij talloze mensen in handen van de Duiters gespeeld. De recherche zoekt hard naar dit ‘zware geval’.

Drie weken later wordt er een man het politiebureau in Coevorden, Drenthe, binnen gebracht. ‘Deze had een brutale bek’, zegt de agent, die de geboeide man op een stoel duwt. Zijn collega bekijkt de arrestant eens goed. Hij trekt het hemd van de man open. Een opvallende, grote pigmentvlek loopt van zijn linker schouder tot over zijn gezicht. De agent loopt naar het bord met signalementen. ‘Bel het hoofdbureau in Amsterdam maar. Daar hebben ze nog een appeltje met hem te schillen.’ Zootjes wordt teruggebracht naar Kamp Oost aan de Polderweg.

Het is 18 augustus 1946, half twaalf ’s avonds. Vier gedaanten klimmen één voor één uit een venster waar de tralies voor weggebogen zijn. Ze sluipen over het terrein aan de achterkant van Kamp Oost, richting de gasfabriek. Met een nijptang knippen ze het prikkeldraad weg. Drie mannen weten zich door het gat te werken. Een vierde gebaart: ‘Ga maar vast, ik wacht op de rest.’ De drie verdwijnen in de nacht.

Even later helpt de achtergebleven man nog zes andere door het prikkeldraad. Maar daar klinken al hollende voetstappen. Honden blaffen. ‘Halt! Politie!’ Een rechercheur grijpt de man met de nijptang grimmig in zijn kraag. ‘Zo Zootjes, wat dacht je? Ik probeer het nog een keer?’ De bewaker die het terrein aan de achterkant had moeten bewaken, komt beschaamd aanhollen.

Midden in de nacht wordt de rest van de gevangenen van Kamp Oost hun bed uit geroepen voor appèl. ‘Er missen er nog drie,’ bromt de hoofdbewaker, ‘twee SS’ers en een collaborateur.’ Hij draait zich om naar de bewaker van de achterkant. ‘En jij, jij bent op staande voet ontslagen!’

Achter het nieuwe politiebureau stond ooit het Kraaiennest. Een van de weinige vakwerkgebouwen in Amsterdam. Op zaterdag 8 augustus 1953 worden in het Kraaiennest de twintig leden van de fascistische NESB, de Neo-NSB, tijdens een geheime vergadering gearresteerd. Hun leider is oud-SS’er Paul van Tienen. De assistent-beheerder van het Kraaiennest weet niet wat er op de bovenkamer wordt uitgevoerd. ‘Twee maal per week komen ze hier, in een klein zaaltje op de bovenste verdieping. Ik geloof dat het allemaal oud-SS’ers zijn’, fluistert de man veelbetekenend, ‘het moet in elk geval niet veel zaaks wezen.’

De Polderweg. Het winkelpubliek van Oostpoort komt en gaat, net als de leerlingen van de middelbare school. Huizen kijken nu uit over deze straat met zo veel verborgen verleden. Geen gebouw herinnert nog aan toen…