Zo snel mogelijk wil het college van B&W een opkoopbescherming invoeren voor een meerderheid van de koopwoningen. Dat betekent dat voor die huizen een ‘zelfwoonplicht’ geldt en dat ze niet meer opgekocht kunnen worden door beleggers. Met dit voorstel wordt voorkomen dat woningen met een WOZ-waarde tot en met 512.000 euro in het dure huursegment terecht komen.
Wethouder Jakob Wedemeijer vindt het onacceptabel dat mensen die op zoek zijn naar een woning worden afgetroefd door beleggers die woningen opkopen om ze tegen torenhoge prijzen te verhuren. ‘Daarom willen we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk woningen alleen kunnen worden gekocht door mensen die er ook echt gaan wonen. Woningen zijn om in te wonen en niet om aan te verdienen.’
30 procent van de woningen in handen van particuliere beleggers
De opkoopbescherming moet gaan gelden voor woningen met een WOZ-waarde tot en met 512.000 euro. Op die manier wordt 60 procent van de koopwoningen beschermd tegen opkoop en komen ze in handen van mensen die zelf in die woning willen gaan wonen. Er zijn drie uitzonderingen. Woningen mogen wel verhuurd worden aan eerste- of tweedegraads familieleden of tijdelijk worden verhuurd, bijvoorbeeld tijdens een verblijf in het buitenland. Ook woningen die onlosmakelijk verbonden zijn met een bedrijfsruimte, kantoor of winkel kunnen worden verhuurd. De ‘zelfwoonplicht’ geldt tot vier jaar na aankoop. Daarna mag de woning worden verhuurd.
In Amsterdam is op dit moment 30 procent van de woningen in handen van particuliere beleggers en de woningprijzen zijn de afgelopen zeven jaar meer dan verdubbeld, tot gemiddeld meer dan een half miljoen euro. Wethouder Wedemeijer: ‘In deze wooncrisis moeten we alles doen wat mogelijk is om verdere prijsopdrijving te voorkomen. Met deze maatregel zetten we daar weer een stap in. Maar er is meer nodig. We hebben het Rijk nodig om de huurprijzen aan banden te leggen, zodat meer mensen een betaalbare woning kunnen vinden.’