Home Schrijvers over oost Happy End

Happy End

0

Er loopt een klein naamloos steegje achter de huizen parallel aan de Linnaeusparkweg in de Watergraafsmeer. Je kan er slechts lopen, zo smal is het. Ik steek dat steegje graag door, omdat je dan door een gaaf rond boogje onder de huizen doorlopend op de Linnaeushof uitkomt. Daar zie je meteen ‘De Pelikaan’ staan. Officieel heet de enorme kerk trouwens de Hofkerk of, nog katholieker: Kerk van de Martelaren van Gorcum, maar ik noem hem altijd De Pelikaan omdat er hoog boven aan de schitterende bakstenen gevel een zandstenen beeld is aangebracht van een pelikaan die haar jongen voedt. Dat zal wel weer een christelijk symbool van naastenliefde zijn, maar daar gaat het nu niet om.

Het was al laat op de dag, en ik liep daar in ‘mijn’ steeg in richting van ‘mijn’  tunneltje. Ik was op weg naar Frankendael, op zoek naar een happy end voor een liefdesverhaal waar ik mee bezig was. Het was zo’n verhaal waarin liefde als een worsteling wordt voorgesteld, dromen als bedrog, en het leven als een leugen, enzovoort. En daar kwam ik kwam dus maar niet uit. Terwijl ik toch in zo’n wijze buurt woon, werk en leef. Een wandeling zou me goed doen.

Toe, Archimedes, Galileï, wijze mannen -dacht ik bij mezelf-  help eens even mee. Om nog maar te zwijgen van Copernicus, Plato, Newton en Pythagoras. Trek me verdomme aan mijn haar uit dit literair moeras; een happy end -hoe moeilijk kan het zijn?

Een man, een vrouw, een kus… The End. Zoiets.

Het begon te regenen. Ik zette mijn kraag op en stak mijn handen dieper in mijn zakken.
Omdat ik toch net het tunneltje inliep stopte ik daar even om te schuilen. En het was me al eerder opgevallen, maar nu, in late grijze licht van deze winterse dag zag ik dat het mooiste van dit mooie stukje Amsterdam eigenlijk niet De Pelikaan is, of het Christusbeeld dat in de omringende tuin staat, maar de enorme boom waar je op uitkijkt als je onder de boog doorloopt.
Ik heb geen verstand van bomen, dus ik kan de naam niet noemen, maar hij is groot en mooi en kleurt schitterend dieprood in de herfst. Die mooie boom vult, als je onder de boog doorloopt, je hele uitzicht. Het korte tunneltje onder de huizen vormt het kader -de lijst- en aan het eind zie je het perfecte beeld. Een kunstschilder kan er zo gaan zitten met zijn ezeltje en zijn kwasten: de ultieme boom.
Alleen even het lelijke ‘hier-mogen-geen-fietsers-door’ – hekje wegdenken.

Ik weet niet waarom ik altijd zo blij word van die boom aan het eind van dat tunneltje bij de Linnaeushof. Ik wil niemand beledigen, maar dat Christusbeeld dat er naast staat in de tuin kan me gestolen worden, en zelfs De Pelikaan -hoe mooi ook- haalt het niet bij dat stomme kleine tunneltje met die boom die je ziet aan het eind. Een architect heeft bijna een eeuw geleden bedacht: ‘kijk, dit is een mooi plekje voor een boom’.
Nu moet je eigenlijk niet verder lezen, want er is altijd een maar: happy ends bestaan niet.
Sommige dingen wil je niet weten.

Het is beter gewoon een keer te stoppen onder dat tunneltje en daar de boom te bekijken zoals hij daar in volle glorie staat. In lente, zomer, herfst of winter. Je wilt niet weten dat de man die hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk is voor die mooie plek van die mooie boom (en voor De Pelikaan en de Linnaeushof), architect Alexander Jacobus Kropholler was (1881-1973). Een man zo rechtlijnig, katholiek en fanatiek in zijn hang naar traditie en afkeer van vernieuwing dat hij in de jaren dertig zelfs lid werd van het fascistische Zwart Front.
Dat is helemaal geen goed einde aan dit verhaal.

Laten we er dus maar van maken dat het een weldenkende tuinman was, eind jaren veertig, die daar die mooie boom plantte: ‘Dit is een mooie plek voor een boom. Als je dan het tunneltje uitloopt zie je: het leven heeft zin. Niets is vergeefs. Alles komt goed, zelfs als het niet goed komt. Je komt altijd op iets moois uit. Je moet altijd blijven dromen van een betere wereld en blijven vechten voor je idealen’.

Ja, een vriendelijke oude tuinman, met een pijp en een hark, dat is een goed idee.
Hij schijnt nog in het verzet gezeten te hebben.

Jaap Boots (1961) maakte vanaf 1988 talloze programma’s voor de VPRO-radio en -televisie, waaronder Club 3voor12. Voor zijn JaBo Gumbo Show kreeg hij in 2013 een eervolle vermelding van de Nipkow-jury. Als muzikant bracht hij twee albums uit: Zal de hemel en Afkuil. In zijn debuutroman Donderweg blikt Jaap Boots terug op zijn wilde jaren bij de radio. Dit boek is niet alleen een ode aan de radio en de muziek, maar ook het verhaal van de wording van een dj.