Wie kent niet het poppenkindje aan de Hogeweg, dat al meer dan 20 jaar naar binnen loert in een huis dat prachtig in de zichtas van de Bredeweg ligt?  Poppenmoeder Sonja Bakker kleedt haar pop elk seizoen opnieuw aan. We gaan langs voor een praatje.

Jaap Kamerling

De charmante Sonja Bakker woont al 80 jaar in het sfeervolle huis waar ze ook geboren werd. Wat ziet de pop in het huis met de trapgevel van rond 1900? Misschien de klassieke buffetkast? Of het kastje met de fotootjes; Sonja en Henk, de kinderen, vier kleinkinderen en een achterkleinkind.

Snoepjes

Zo’n 20 jaar geleden was de trend om geveltuintjes aan te leggen.  Sonja begon met wat plantenbakken en kwam toen op het idee van de pop, die het huis in loert. Sonja: ‘De pop is aan het kozijn bevestigd. Kinderen pakken hem wel eens op en merken dan dat de pop geen gezicht heeft. Ik was vroeger magazijnontwerpster en heb hem gemaakt van een stuk rubber en wat ouwe lappen. Ze leggen wel eens een snoepje op het bankje, waarop de pop staat. Of een papiertje met vragen als ‘wanneer gaat de pop in bad?’.

Kinderen leggen wel eens een snoepje op de bank

Zwarte Piet

Het is bijna een trekpleister geworden. Tot diep in de stad kennen de mensen het huis met de pop. Ze maken een foto. Een keer is de pop gestolen. Bakker: ‘Ik had hem aangekleed als zwarte piet. Zwart was ie niet eens. De dief liet een briefje achter ‘dat de pop racistisch was’. Flauw hoor, had dan gewoon even aangebeld, dan hadden we het erover kunnen hebben. De onverlaat is nooit gevonden.’ Gelukkig hebben de mensen over het algemeen respect voor de pop.

Klassieke lantarenpalen

De straat heeft een brede stoep, waar ze als kind leuk kon spelen. Touwtje springen, knikkeren, hinkelen, ballen, met een brandglas een stukje celluloid aanschroeien. Je ziet nog wel eens kinderen hinkelen maar het is veel te druk geworden op de stoep. Jongens rijden met hun fatbike keihard over de stoep, die niet langer veilig is. ‘In de winter reden we zelf wel sleetje lekker hard van de Bredeweg af naar beneden. Het was toen nog niet zo druk.’

De straat met z’n mooie bomen is in  al die jaren niet erg veranderd. ‘Alleen de lantarenpalen, die hier opeens verschenen vind ik verschrikkelijk lelijk. Van die grijze dopjes. Ik heb nog geprotesteerd bij de gemeente. We hadden hier dezelfde mooie klassieke lantarens als aan de Bredeweg.’

Noodhek

Sonja stoort zich aan het lelijke noodhek richting Hogewegpleintje voor de hoge stoeprand tegen al te snelle scooters en auto’s. Waarom nog steeds geen reflectoren geplaatst nu er zich pas nog een jongen doodreed?

Ze koestert haar straat en veegt regelmatig haar stoepje schoon. ‘Hiernaast zaten een kousenreparatiezaakje en een slagerij met kadavers voor het raam. Op de hoek had je de melkboer en de kapper. Even verderop de antiekwinkel van meneer Schniedewind; zijn vrouw verkocht aan de overkant gloeilampen. En dan had je de sigarenwinkel, de verfwinkel waar nu café 1900 is, het oliemannetje verder in de straat, en waar nu de juwelier zit, cadeauwinkel Fantasta. Ja, de Hogeweg was vroeger een gezellige winkelstraat.’