Home Dwars nieuws Het Spookuur (2)

Het Spookuur (2)

0
Melissa Plomp | Illustratie Ruud Meijer

Het verhaal van de doodgraver van de Oosterbegraafplaats.

‘De oude baron woonde op een van die grote buitenplaatsen aan de Amstel. Tot zijn grote woede bleef zijn zoon vaak dagen van huis, maakte hoge gokschulden en feestte er op los. Uiteindelijk vond men hem ergens stomdronken in een goot terug en werd hij voor de zoveelste keer laveloos op een kar naar de buitenplaats gebracht. Zijn schulden waren inmiddels zo hoog opgelopen dat de baron besloot om hem op te sluiten in de kelder. De kelder had dikke stenen muren en alleen de baron had de sleutel. Toch, na enkele weken, was de zoon plots verdwenen. Het gerucht ging dat hij zijn ziel verkocht zou hebben aan de duivel.’

‘Maanden later ontving de baron een bericht: zijn zoon keerde met zijn kersverse bruid terug van een buitenlandse reis. De bruid was beeldschoon. Financieel leek het de zoon voor de wind te gaan. De oude baron was tevreden, maar helaas, een paar weken later overleed hij onverwacht. Zijn zoon, nu de jonge baron, nam direct goed bezit van de buitenplaats. Elke week gaf hij wilde feesten en pakte zijn oude leventje weer op. Maar schulden maakte hij niet meer. Het leek of de baron beschikte over een onuitputtelijke bron met geld. Vijf jaren verstreken…’

‘Op een dag verdween de mooie barones van de aardbodem. De baron sloot zich van verdriet als een kluizenaar op in zijn kamer. Hij sprak met niemand, maar zijn bedienden hoorden hem regelmatig jammeren. Hij riep: ‘Deze vijf jaar zijn zo snel gegaan. Alsjeblieft, gun me nog vijf vrolijke jaren!’ Na weken verscheen de jonge baron op de gang, zijn haren grijs en zijn gezicht dat van een oude man.

Daags daarna klonk plots de stem van de barones. Grijnzend kwam ze uit de kamer van de baron en liep naar een gereedstaand rijtuig. ‘Ik denk dat de baron jullie hulp nodig heeft’, zei ze bij het afscheid tegen de bedienden. Daarop reed ze weg, met onbekende bestemming. In zijn kamer vonden de bedienden de baron, net dertig jaar oud, dood op de grond, met een verschroeid papier in zijn handen. Hij werd begraven op de Oosterbegraafplaats. Ik hielp mijn vader zijn graf te delven.’ De oude doodgraver kijkt journalist Bram serieus aan. ‘Maar nu werd het allemaal nog vreemder.’

‘Op een oktoberavond, vijf jaar later, werd er op de deur van ons huisje op de begraafplaats geklopt. Wij kregen ’s avonds nooit bezoek. Mijn vader opende de deur. Voor hem stond de barones: ‘Doodgraver, breng mij alstublieft naar het graf van mijn man.’ Samen verdwenen zij het schemer in. Bij het graf aangekomen steeg er plots een witte schim jammerend op uit de grond: ‘Gun mij nog vijf vrolijke jaren!’ Mijn vader draaide zich om om te vluchten en ontdekte dat de barones in rook was opgegaan. Even later kwam mijn vader weer thuis. Lijkbleek. Een week lang sprak hij geen woord.’

‘De tijd vertstreek. Ik had inmiddels mijn vader opgevolgd als doodgraver en woonde nu alleen in het huisje. Op een oktoberavond gebeurde mij precies hetzelfde. Iedere vijf jaar bracht ik de barones naar het graf en iedere keer weer verscheen de jammerende schim tussen de graven.

Inmiddels ben ik met pensioen en wordt de begraafplaats geruimd om er een museum te bouwen. Maar het graf van de baron ligt er nu nog. Het kon niet eeuwig voor de mensen verborgen blijven. Daarom plaatste de politie een wit paaltje: om de aandacht af te leiden van de schim.’

Bram neem afscheid van de doodgraver. Hij loopt richting Linnaeusstraat, blijft dan huiverend staan. Liever neemt hij vanavond een andere route.

Ruim 100 jaar geleden interviewde journalist Bram van Brabant de doodgraver. Op de plek van het graf staat nu het Tropenmuseum.