In de Plantagebuurt zijn veel winkels, speciaalzaken en kleine ondernemers verdwenen. Hairways is daarop een uitzondering. Deze kapsalon voor heren en dames bestaat in november zestig jaar. Genoeg aanleiding voor een gesprek met eigenaresse Joyce Visser (69).

Elisabeth van Dorp

Wanneer ga je met pensioen?

“Ha, ha, ik ga nooit met pensioen, ook al heb ik er wel de leeftijd voor.

Ik ben gezond en bij het opstaan ‘s ochtends denk ik: ik ga koffiedrinken met die en die en ondertussen doe ik hun haar. Ik hou van mijn werk en met veel klanten heb ik een hechte band. Ik maak afspraken ruim, nooit strak op elkaar. Het moet aangenaam zijn voor de klant, maar ook voor mij!”

Wat is je achtergrond?

“Ik ben opgegroeid in Geuzenveld, toen was dat een nieuwe wijk met veel jonge gezinnen. Mijn ouders hadden door de oorlog geen uitgebreide schoolopleiding gehad. Toen ik op de lagere school zat, kregen we op een dag een test: de Cito-toets. Niemand wist wat dat was, maar we deden het gewoon. Ik was elf. Ik ben in juli jarig en was dus altijd al een ‘vroege’ leerling geweest. De uitslag was heel goed, ik werd zelfs tweede van de klas. Aan de hand van die uitslag kon ik naar iedere school. Mijn moeder vroeg of ik naar de ulo of de mms wilde, maar de meeste meiden van mijn school gingen naar de huishoudschool dus dacht ik: dan doe ik dat ook.

We hadden er algemene vakken: aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer, Engels en Frans en ook praktische vakken als koken, wassen, strijken, naaldvakken en machinenaaien. Eén leraar zal ik nooit vergeten: mijnheer Pont. Hij gaf Maatschappijleer en daagde me intellectueel uit. Zo kwam ik erachter dat ik heel goed kon leren en dat ik het leuk vind om te leren. Op mijn veertiende behaalde ik het diploma. Ik wilde Schoevers doen om hotelreceptioniste te worden, dat leek me wel leuk, maar ja, voor de Schoeversopleiding moest je zeventien zijn. Dus had ik meer dan twee jaar ‘over’.

Als jong kind weet je gewoon niet wat je allemaal kan worden. Op een kantoor gaan werken? Nee hoor, dat is zo vaag. Ik zag mannetjes naar kantoren gaan met hun tas onder de arm. Ik had geen idee wat ze daar binnen deden. Hoe moest je dat als jong meisje weten? Ik wist eigenlijk helemaal niks!

Een vriendinnetje van me werd kapster en toen dacht ik: dat doe ik dan ook maar. We woonden inmiddels in Purmerend en ik solliciteerde bij de kapper van mijn moeder en werd meteen aangenomen. Als leerling-kapster begon je met vegen en daarna leerde je wassen. In die tijd kwamen vrouwen één keer in de week naar de kapper om het haar te laten wassen, krulspelden in te zetten en te drogen, want ze hadden bijna allemaal een permanent. Mijn weekloon was fl. 32,50 gulden.

Vier dagen in de week werkte ik als leerling-kapster en een dag in de week ging ik naar de kappersvakschool op het Singel in Amsterdam. Er was toen een leerlingstelsel: na twee jaar werd je ‘tweede kapster’, daarna ‘eerste kapster’ en dan ‘patroon’. In totaal duurde dat traject vier jaar. Met het patroonsdiploma kon je een zaak beginnen. Dat is allemaal afgeschaft. Het is tegenwoordig anders en eigenlijk te gek voor woorden, je hoeft nu helemaal geen vakdiploma’s te hebben om een kapsalon te beginnen! Het is een vrij beroep geworden…”

Hoe is het kappersvak veranderd?

“Vroeger waren er herenkappers en dameskapsalons. De herenkappers zeiden dat wij niet konden knippen en dat was misschien wel een beetje waar. We waren goed in permanenten en rollers inzetten. Het begon allemaal anders te worden toen Vidal Sassoon in de jaren zestig opkwam. Hij was echt een trendsetter met nieuwe kniptechnieken voor meisjes en vrouwen. Denk aan Mia Farrow die voor de film Rosemary’s Baby door hem in een korte bobstijl geknipt was, ook wel een pixiekapsel genoemd. Door Sassoon hebben we zo leren knippen dat je haar altijd goed zit, ook zonder permanent.

Op een gegeven moment kwam ik te werken bij een keten: De Don’s.

Die begonnen met een nieuw concept in Amsterdam en later ook in andere plaatsen. Ik was ongezien geobserveerd terwijl ik aan het werk was in een andere salon, door Ben, die mijn baas zou worden en weer later mijn echtgenoot. Hij zag dat ik wel talent had en van aanpakken wist. Eerst was ik wat huiverig om bij De Don’s te gaan werken, maar door het goede loonaanbod ging ik overstag. Nieuw personeel werd intern ook nog bijgeschoold in kniptechniek. Het bleek een goede zet.”

“De Don’s wilden meisjes hebben in hun kapperszaken waar alle klanten terecht konden: kinderen, tieners, volwassen mannen en vrouwen. Dat was nieuw, want tot dan toe was het tussen mannen en vrouwen helemaal gescheiden in het kappersvak. Op de achtergrond speelde het effect door van de Mammoetwet in het onderwijs. Je kon doorstromen naar een hogere school en dat deden vooral jongens. Ze lieten de ambachtsschool en daarmee ook de kappersopleiding links liggen. Zo ontstond in die leemte de vraag naar meisjes in de kapperszaken.”

Onverwachte wendingen

“Ben Visser was vijftien jaar ouder dan ik, was getrouwd en had twee kinderen. Op een vrijdagochtend was hij plotseling weduwnaar geworden, zijn vrouw kreeg een hersenbloeding en is zomaar overleden. Mijn verkering was uitgegaan en na enige tijd vond Ben dat wij wel bij elkaar pasten. Na een jaar – en een geheimgehouden verhouding – zijn we als stel verder gegaan en daar heb ik beslist geen spijt van gehad!

Ben is op een gegeven moment uit de De Don’s gestapt. Hij bleef werken in Hairways, z’n eerste zaak. Helaas is Ben een paar jaar geleden overleden. We hebben nog wel samen met de leveranciers en alle klanten het vijftigjarig jubileum van Hairways kunnen vieren.”

Is de buurt veranderd?

“Ik kwam met bus 22 vanaf het Centraal Station naar de zaak, de halte was hier op de Plantage Middenlaan, precies voor de deur. Ik rolde zo de winkel in. In die begintijd was er nog veel middenstand, waren er winkels in de buurt. Zo zat er een Spar in de Plantage Badlaan. Er was een winkel met rotanmeubels op de hoek van de Badlaan en de Middenlaan. Er was een zaak voor tabak en vuurwerk die later een winkel werd voor interieurspullen, een soort Kwantumhal. Slager Jonker hadden we op de Plantage Middenlaan en een melkboer. Bakker Root zat in de Plantage Kerklaan, ook was er daar een zelfbedieningszaakje en drogist Barneveld. Ze zijn allemaal verdwenen.”

Waarin onderscheid jij je van andere kapsalons?

“Mijn winkel heeft een huiselijke uitstraling en dat komt ook door die antieke kast van mijn moeder. Ik verkoop pruiken en haarstukjes, maar die zie je niet, die zitten allemaal opgeborgen in lades. Als je een pruik draagt of een haarstukje dan hoeft niemand dat te merken, je wilt niet dat anderen ‘t zien of weten. Dus daar houd ik rekening mee. Ik heb een rolscherm tussen de stoelen voor de privacy van de klanten. Bij het passen van pruiken of haarstukjes is dat prettig. Soms wil een klant foto’s maken om het thuisfront te laten zien hoe een pruik staat en dan is het scherm een mooie achtergrond.

Ik heb diverse klanten met haar en/of hoofdhuid problemen. Samen met de klant zoek ik daar een geschikte oplossing voor. Dat kan een haarstuk, pruik of extensions zijn, maar soms is een juist gebruik van shampoo of lotion ook voldoende. Als je met het haar bezig bent dan kom je ook in aanraking met de huid. Ik heb daarom een hbo-opleiding Huidtherapie gedaan, een studie tussen dermatologie en schoonheidspecialiste in. Door die studie heb ik medische kennis en die kennis komt me zeker van pas. Ik zie wel eens een vlekje in de hals of op de hoofdhuid dat de klant zelf niet ziet, niet kán zien. Ik kan beoordelen of je ermee naar de dokter moet of niet. Verder weet ik wel wat over de invloed en effecten van hormonen, allerlei ziektes zoals psoriasis en eczeem, of een vette huid. Ik kan ze niet verhelpen, maar wel advies geven in relatie tot het haar.”

Jubileum

“Mijn overleden man kocht deze winkel zestig jaar geleden. Dat deze zaak hier op de Plantage Middenlaan al zo lang bestaat is best bijzonder. Ik weet niet hoe ik het jubileum ga vieren, maar heb nog voldoende tijd om erover na te denken. Het zal in november 2024 gaan gebeuren.”