Op een zonnige vrijdagmiddag klinkt het ritmische tikken van spikes op de baan van AV’23. Job Geerds trekt geconcentreerd op richting de eerste horde. Eerst met vijf passen ertussen, daarna met drie. ‘Die drie-pas komt overeen met de wedstrijdsituatie’, zegt Job. ‘De hordes staan nu iets dichter bij elkaar, dat loopt lekkerder. Vijf passen geeft meer ruimte voor techniek, drie vraagt om explosie en ritme.’ Vandaag komt hij in actie tijdens de FBK games in Hengelo.

Langs de kant houdt Sylvester Tanoh alles scherp in de gaten. Al meer dan tien jaar begeleidt hij Job, eerst als jonge trainer, nu als ervaren mentor. ‘Hordenlopen vraagt om snelheid, behendigheid, coördinatie én kracht’, zegt Sylvester. ‘Alles moet samenkomen, in één soepele beweging.’

De vrijdagmiddaggroep traint zij aan zij: de jongste telt 17 jaar, de oudste 33. Verschillende afstanden, verschillende accenten, maar allemaal met ambitie. ‘Dit zijn atleten die al iets kunnen én verder willen’, aldus Sylvester. ‘Soms trainen ze apart, vandaag juist samen. Zo groeit de focus en het vertrouwen.’

Job glundert na een soepele serie. ‘Tijdens het trainingskamp in Griekenland nog wat kleine pijntjes, nu voel ik me pijnvrij. Dat lucht op.’ Blessures liggen altijd op de loer – een horde nét verkeerd genomen, een pas uit balans – maar vandaag loopt alles vloeiend.

Hij traint al sinds zijn zesde op sportpark Middenmeer. Eerst breed, met allerlei verschilde onderdelen van de atletiek. Uiteindelijk koos hij de 110 meter horden – zijn discipline, zijn ritme, zijn uitdaging.

In maart eindigde Job op de vijfde plek in de Europese finale 60 meter horden in Apeldoorn. 7,61 seconden op de klok: persoonlijk record én clubrecord. Een paar dagen eerder liep hij zelfs 7,54. Slechts twee-honderdste verwijderd van het Nederlands record van Gregory Sedoc. ‘Dat record ligt binnen bereik,’ zei hij toen.

De zomer lonkt, het seizoen draait door. Hengelo (FBK Games) biedt zichtbaarheid, maar het vizier richt zich op Tokio: het WK in september. Daarvoor telt de ranglijst. Een plek bij de beste veertig van de wereld opent de poort.

Job traint zes dagen per week, soms tweemaal daags. Kracht, sprint, horden, tempoloop – alles komt langs. De overgang van indoor naar buiten blijft even zoeken. ‘In de winter was het doel helder, de boog gespannen richting het EK in Apeldoorn. Daarna zakt het in. Nu bouwen we opnieuw op. En dat gaat lekker.’

De harmonie tussen coach en atleet blijkt uit kleine blikken, korte aanwijzingen, de precisie van de herhalingen. ‘We spreken elkaars taal’, zegt Sylvester. ‘Dat maakt het verschil.’