Joyce Schumacher (20) is de snelste hordeloper van de dames van atletiekvereniging AV’23, maar kan ook heel goed verspringen. Gedisciplineerd en gedreven traint ze zes keer per week en weet ook nog hoge cijfers te behalen voor haar opleiding mensendieck. Even heeft ze behoefte om niks te hoeven en dingen voor haarzelf te doen. Voor het eerst zal Joyce deze zomervakantie niet trainen en zal ze bedenken wat ze gaat doen met studie, werk en atletiektrainingen. Een welverdiende rustperiode voor deze getalenteerde atlete die we na de zomer vast vol energie zullen terugzien bij AV’23.
Monique Admiraal
Sinds haar veertiende ongeveer doet Joyce aan atletiek. Ze is in 2014 begonnen bij Flevo Delta, een atletiekvereniging in Dronten. Vanuit school werd een sportatletiekwedstrijd georganiseerd, waarna Flevo Delta geïnteresseerden een maand gratis trainen aanbood. ‘Ik deed altijd aan turnen, maar ontdekte dat ik atletiek heel leuk vond om te doen. Lekker buiten zijn, want turnen is altijd maar binnen. Samen met een vriendin ben ik overgestapt en we zijn lid geworden van Flevo Delta. Zij was meer van de langere afstanden en ik van het explosievere werk.’
In 2018 is Joyce lid geworden van AV’23. ‘Ik ging in Amsterdam studeren, de opleiding mensendieck aan de Hogeschool van Amsterdam en vond het niet meer zo leuk bij de club in Dronten. Het was een combinatie van factoren. Mijn hordentrainster van trainingscentrum Team SOTRA, Betty Hofmeijer heeft me geholpen een goede trainer in Amsterdam te vinden en zo kwam ik bij Els van Noorduyn terecht.’
‘Een uurtje met de trein, mijn rustmomentje van de dag‘
‘Ik train in principe zes keer per week, alle dagen behalve zondag. De trainingen bij Betty zijn twee keer per week in Apeldoorn, een keer hordentraining en een keer sprinttraining. Bij Els doe ik algemene sprongtrainingen – en specifieke sprongtrainingen met aanlopen in de bak. Verder doe ik nog krachttraining samen met een andere atlete Tasa Jiya (AV Lycurgus-lid), dat is ook op de club. Ik woon in Dronten, dus ik moet het wel goed organiseren. Meestal ga ik met het OV. Het is een uurtje met de trein, mijn rustmomentje van de dag. Als ik school heb, blijf ik vaak langer, eet ik op school of bij een studiegenoot en ga ik daarna trainen. Als het heel laat wordt, dan komt mijn vader me ophalen van de baan.’
‘De horden- en specifieke aanlooptrainingen vind ik het leukste, het specifiekere werk en het wedstrijd gerelateerde. Maar de algemene trainingen zijn het belangrijkste, daar word je sterker van. De groep vind ik belangrijk, ik ben een gezelligheidsmens. Ik vind Els de fijnste trainer die ik heb gehad. Puur omdat ze verder kijkt dan het fysieke gedeelte en de trainingen die je aflegt. Het is niet allemaal volgens het boekje. Ze is ook realistisch. Als je een keer moe bent, is ze zo flexibel om het programma aan te passen. En ze begrijpt hoe mensen mentaal in elkaar zitten. Ik ben niet zo’n prater en daar kan ze goed mee omgaan.’
‘Deze zomervakantie ga ik even helemaal niets doen’
‘Aankomend seizoen ga ik stoppen bij Betty. Het is te ver reizen, de trein rijdt vaak niet of er is vertraging. De afgelopen tijd liep ik stage en alles bij elkaar was het te vermoeiend. Lol hebben bij de trainingen is voor mij het allerbelangrijkste en dat lukte de laatste tijd niet meer, althans niet zoals daarvoor. Daarom hebben we afgesproken dat ik deze zomervakantie even helemaal niets ga doen. Ik heb de laatste maanden zo hard gewerkt en heb rust nodig. Ben benieuwd hoe dat zal gaan, want ik raak uit mijn ritme als ik niks moet.’
Joyce heeft het clubrecord op de 100m horden (13,89 sec) en de 60m horden indoor (8,50 sec).
‘Ik denk dat ik het beste ben in verspringen, maar horden doet daar niet aan onder. Horden en verspringen is een combinatie die je niet vaak ziet. Eigenlijk best zonde want deze onderdelen sluiten zo goed op elkaar aan en vullen elkaar aan waar nodig. Vaak zie je dat verspringsters dit combineren met sprintonderdelen, maar daar bak ik dan weer niks van. Op de 60 meter horden loop ik bijna even hard als op de 60 meter vlak. Met horden heb je gewoon ritme en met sprinten lukt mij dat niet. Mijn record met verspringen is 6,06 meter, behaald in 2018, dat heb ik daarna niet meer verbroken.’
‘Omdat ik pas op mijn veertiende met atletiek begon, ben ik best snel specifieke trainingen gaan doen. Ik heb als B-junior één keer meegedaan aan een meerkamp, maar dat ging heel slecht. Ik kan niet goed werpen, deze wedstrijd had alleen kogelstoten. Ik dacht dat het wel zou moeten lukken, maar kogel viel tegen en daarna gingen horden en verspringen ook niet goed. Meerkamp was niks voor mij.’
‘Ik heb last van een blessure aan mijn linkerenkel, daardoor mag ik niet hoogspringen, anders zou ik dat wel willen doen. Ik had een paar jaar geleden al pijn aan mijn enkel. Na onderzoek bleek er vocht tussen de pezen te zitten, waardoor ik rust moest houden. Later heb ik nog een keer mijn spronggewricht gekneusd. Op dit moment gaat het wel met de pijn. Het komt en gaat en zal waarschijnlijk altijd blijven. Als ik op de juiste wijze train en goed mijn wedstrijden doe, dan heb ik het in principe onder controle.’
‘Ik hou niet zo van vooruit kijken, liever kijk ik per seizoen. Over vijf jaar denk ik dat ik op een leuke manier sport. Lol hebben is de basis, dus met een leuke groep. Tegen die tijd hoop ik dan te sporten in combinatie met een baan. Studie en dat soort dingen gaan bij mij altijd voor. Ik heb niet per se een doel. Ik wil op een prettige manier zo hoog mogelijk komen, het beste uit mijzelf halen. Als dat op nationaal niveau is, of op internationaal niveau, ik vind het allemaal prima.’
Eigenlijk vind ik alle wedstrijden leuk, vooral als het zonnetje schijnt en het droog is
‘Eigenlijk heb ik geen held of idool, maar in Engeland heb je Jazmin Sawyers, verspringster. Ze is altijd vrolijk, dat vind ik leuk om te zien. Zij is inspirerend voor de wedstrijdsport, iemand die zoveel plezier houdt in wat ze doet.’
‘Vorig jaar heb ik met een Amsterdams team meegedaan aan de NSK (Nationale Studenten Kampioenschappen). Het was zo leuk om te doen, een hele onbevangen sfeer. Eigenlijk vind ik alle wedstrijden leuk, vooral als het zonnetje schijnt en het droog is. Met je mede-atleten ben je vrienden tot aan de start, dan ben je 8-9 seconden elkaars concurrenten en daarna ben je weer vrienden.
Mijn favoriete wedstrijden zijn de Nederlandse Kampioenschappen en de wedstrijden van het Nationaal Baan Circuit (Ter Specke Bokaal, Gouden Spike en Arena Games). Dan wel buiten de corona tijd hoor. Als er een sfeertje is waarbij mensen elkaar aanmoedigen en je je niet de hele tijd hoeft druk te maken of je het mondkapje wel bij je hebt.’
‘Een bijzondere atletiekervaring was in 2018 bij het NK-junioren indoor in Apeldoorn. Ik had die week training gehad in Omnisport, waar ik voorzichtig had gezegd dat ik over de zes meter wilde verspringen. Bij de training had ik een tapeje op de vloer geplakt naast de bak op zes meter. Mijn tante die sportfan is, was ongeneeslijk ziek. Ondanks haar ziekte was het haar gelukt om te komen kijken. Bij de wedstrijd zat het tapeje er nog dat ik eerder die week had opgeplakt. De sfeer bij zo’n NK is altijd heel bijzonder en het is ook spannend. Bij deze wedstrijd lukte het mij voor het eerst om over de zes meter te springen en mijn tante heeft het nog kunnen zien. Ik vond het zo mooi dat ze er bij kon zijn, een half jaar later is ze overleden.’