Op 1 juli vindt bij het monument in het Oosterpark de Nationale Herdenking Slavernijverleden plaats. Het is de dag van Keti Koti, de verbroken ketenen. Aanleiding voor Dwars om drie (oud-)buurtgenoten met Surinaamse roots te interviewen over wat Keti Koti voor hen persoonlijk betekent. Hoe vieren en herdenken zij?

Winnie van Heesch | Foto’s Frank Schoevaart

‘Waarom geen erkenning als officiële feestdag?’

Irma Starke (67) draagt speciaal voor het interview koto en ede, een traditionele jurk en een gesteven hoofddoek. De koto in geel- groen- en paarstinten valt in een cirkel van een meter breed om haar voeten. Op de ede zijn de vlag van Suriname en de symbolische figuur Kwaku met zijn gebroken ketenen te zien.

Irma komt elke donderdagmiddag met een groep Surinaams-Nederlandse vrouwen samen in buurthuis De Meevaart. In naaiclub Mi Rutu maken ze culturele kleding. ‘Ik hou me veel met koto’s bezig omdat ik nog in twee andere groepen zit.’ Het zijn culturele verenigingen, waarmee ze koto-presentaties geeft, en zang- en dansoptredens. Ook tijdens Keti Koti-vieringen.

Dat begint al op de dag voor 1 juli. Op 30 juni is de Kabra Neti. Op die dag worden de voorouders geëerd. ’s Middags met liederen en verhalen. En ’s avonds met een offertafel met traditionele gerechten, zoals cassavebrood en heri heri. Irma: ‘Je kan het zien als 4 en 5 mei. We vieren dan die 1 juli de bevrijding. En daarvoor zul je toch de mensen waar het om gaat moeten eren. De vrijheid is afgedwongen, mensen hebben daarvoor gevochten.’

‘De vrijheid is afgedwongen, er is voor gevochten’

De vergelijking met 4 en 5 mei is meteen ook een pijnpunt voor Irma. Want de excuses van de koning op 1 juli vorig jaar hebben weliswaar een stukje erkenning gebracht. Maar waarom niet die wettelijke erkenning van Keti Koti als nationale feestdag? ‘We hebben het over 600.000 tot slaaf gemaakten, maar het zijn er veel meer. De zeeën liggen vol met zielen die geroofd zijn. En veel van wat er is weggedragen uit Suriname is Nederland en de bevolking ten goede gekomen. Maar niet aan ons. Het leeft nog door in onze kinderen, die lager worden ingeschat op school. En in vooroordelen.’

De schouderdoek die Irma bij haar koto draagt, is ruim een halve eeuw oud. Hij werd gemaakt voor het eeuwfeest van Keti Koti en spreekt van ‘100 jaar emancipatie’. Vandaag de dag is emancipatie volgens Irma ook bewustwording. Bespreekbaar maken dat pijn uit het verleden doorwerkt in het heden. In de samenleving, maar ook binnen gezinnen. In opvoedingspatronen die zich door generaties heen herhalen. Herdenken en vieren blijft belangrijk, liefst in een mooie koto.

‘Ik ben niet afhankelijk van erkenning door een ander.’

Denie Kasan werd geboren in het Burgerziekenhuis aan de Linnaeusstraat, dichtbij de plek waar nu het slavernijmonument staat. Al vanaf zijn tienerjaren onderzoekt hij zijn Surinaamse familiegeschiedenis. Een hele waaier van koloniale verhoudingen vond hij terug in zijn stamboom. Contractarbeiders uit Java. Tot slaaf gemaakten uit Afrika. Maar ook Europese en Joodse slaveneigenaren. En een vrijgeboren voormoeder in de 18e eeuw die zelf slaafgemaakten bezat. Denie: ‘Het heeft mij geleerd dat de geschiedenis niet zwart-wit is. Ik erken al die stemmen, al die kanten van mijn stamboom.’ In een spoken word gedicht dat hij laatst heeft gemaakt zegt hij: ‘Wij, wij zijn de som van alles.’

Door zijn onderzoek voelen zijn voorouders heel dichtbij: ‘Je voorouders zijn er, ze maken onderdeel uit van jouw bestaan, ze laten zich horen. Zo nu en dan heb ik een archiefstuk waar ik al vele keren naar gekeken heb. En dan ontdek ik plotseling toch iets wat ik nog niet eerder gezien had.’ De verhalen die hij vindt zijn soms pijnlijk en zwaar. ‘Je vindt bijvoorbeeld de brandmerken die je voorouders droegen.’ Maar hij vindt ook mensen die zich verzet hebben. ‘Ik heb gehuild, gelachen en gedanst tijdens mijn reis. Door mijn familieonderzoek vier en herdenk ik elke dag.’

De viering van Keti Koti komt voor Denie niet aan op een dag. ‘Het herdenkingsjaar, de excuses van de koning. Maatschappelijk is het belangrijk. Maar voor mijn persoonlijke groei wil ik niet afhankelijk zijn van de erkenning door een ander.’

Die gedachte is ook Denies drijfveer om zijn kennis te delen. Hij houdt al ruim vijftien jaar een blog bij met bronnen, tips en vondsten voor Surinaams familieonderzoek. En hij geeft workshops, onder andere in het Stadsarchief. Zo hoopt hij ook anderen te inspireren om kracht te putten uit hun familiegeschiedenis. ‘Dat is mijn manier om een bijdrage te leveren aan de gemeenschap.’

‘Ik dacht: laat me met rust!’

Aurora Guds (53) groeide op in Amsterdam met haar hoogblonde moeder. Haar ouders waren gescheiden en haar Surinaamse kant was minder aanwezig in haar leven. ‘Ik ben dus eigenlijk een bounty: wit van binnen en een beetje bruin van buiten.’ Van het anders zijn in een witte omgeving had ze voor haar gevoel niet zoveel plezier: ‘Ik heb vaak gedacht, was ik maar gewoon een blonde paardenstaart.’

‘Dus wat heb ik met Keti Koti? Nou in eerste instantie eigenlijk niks. Ik was zelfs zo iemand die zich een beetje verzette. Maar het gekke is, hoe ouder ik word, hoe meer nudges (duwtjes) ik krijg om terug te keren naar mijn roots.’ Bijvoorbeeld in haar werk bij de Douane als adviseur Diversiteit, Gelijkwaardigheid en Inclusie. Of in dit interview. ‘Het dwingt me steeds na te denken over mijn afkomst.’

Maar de belangrijkste nudge kwam van dochter Pippa. Die besloot om samen met haar hartsvriendin – van adellijke afkomst – een profielwerkstuk te maken over de rol van het slavernijverleden in hun stamboom. En die kwam dus bij Aurora met allemaal vragen over haar Surinaamse familie. ‘Ik dacht eerst: laat me met rust. Ik heb helemaal geen zin om in mijn familieverleden te duiken. Maar het is echt goed zo, goed dat ik het aan moest gaan.’

Pippa vond in de archieven haar voormoeder Charlotte Guds die met twee zoontjes op etablissement Batavia verbleef, een leprozenkolonie. Het besef dat dit dus eigenlijk onze mater familias was en dat ze onder zulke erbarmelijke omstandigheden heeft geleefd, het bracht bij Aurora en haar Surinaamse familie veel emoties teweeg. ‘Die verbinding met een verleden maakt ons nazaten.’

Pippa’s onderzoek heeft Aurora dichter bij Keti Koti gebracht: ‘Vorig jaar ben ik voor het eerst gegaan. In mijn eentje ben ik die optocht gaan lopen, en gaan meedansen. Ik vond het best wel jammer dat ik alleen was, en wat gebeurde er? Ik zag in de optocht mijn nichten lopen.’ Die had ze al lang niet gezien, dus het was een beetje aftasten. ‘Maar uiteindelijk zijn we gewoon samen gaan dansen in de optocht. Ja, dat was prachtig. En toen de excuses en zelfs een verzoek om vergiffenis van de koning. Dat was totaal emotioneel.’

Dit jaar loopt ze weer mee met de optocht, vooruitkijkend en met meer zelfacceptatie. ‘Ik mag helen. Ik mag er naartoe bewegen dat ik trots ben op de kracht en rijkdom van mijn afkomst.’