Het is een vraag die zich geregeld opdringt. Heeft het zin columnist te zijn? Sinds een paar jaar ben ik columnist. Het is een functie die ik vol trots vervul.
Iedere week pijnig ik mijn hersens om een onderwerp te vinden en zit ik zwetend, zwoegend en ruwe taal uitslaand achter mijn computer om een stukje met enige samenhang en relevantie te fabriceren. Om nog maar te zwijgen van de moeite die het kost om stijl-, spelling- en taalfouten te vermijden.
Het resultaat bezie ik altijd vol scepsis en twijfel, maar meestal worden de stukjes geplaatst door de redactie, die blijkbaar over een grote coulance beschikt.
Daarmee ben ik een van de vele duizenden mensen met een column in dit land. Ik mag Youp van ‘t Hek en Theodor Holman als collega beschouwen, om maar eens enkele andere willekeurige stukjesschrijvers te noemen. Ik ben kortom in goed gezelschap.
Maar heeft het enige zin, alle tijd en energie die ik erin steek? Maakt mijn particuliere mening enig verschil? Waarom val ik de mensen lastig met mijn sores? Heeft het nut? Ja. Zeker weten.
In ieder geval voor mij. Ik kreeg een tijdje terug een onomstotelijk bewijs. De deurbel klingelde. Er stond een bovenbuurman. Hij gaf me een papieren zak. Als dank voor mijn stukje. Zei hij met een brede glimlach en stoof de trap op.
Erin zaten vier pasteis de nata. Lyrisch had ik deze oorspronkelijk uit Portugal afkomstige lekkernij bewierookt in mijn column, nadat ik ontdekt had dat de pasteis ook hier in de buurt verkrijgbaar waren.
Gelukkiger kon hij me niet maken. Mijn mening heeft grote waarde. Daar ben ik nu heilig van overtuigd. Het heeft zin om columns te schrijven. Echt wel.
Het maar dat U het weet.