Dwars gaat graag op keukenbezoek bij Amsterdammers met roots in het buitenland. Welk gerecht uit het geboorteland koken zij het liefst? Dit keer kijken we mee in de keuken van mevrouw De Witt (84) uit Indonesië. En we willen ook wel weten hoe deze selfmade woman uit Java terecht kwam in Amsteldorp.
Hella de Groot | Foto Henk Pouw | Dwars
‘Heeft u erg honger?’ vraagt mevrouw De Witt vriendelijk als ze ons voorgaat naar haar keuken. Ik zeg dat ik geen enorme honger maar wel trek heb. Ze knikt. ‘Ik heb zelf meestal aan soep genoeg,’ zegt ze. ‘Misschien snoep ik teveel. Ik ben dol op zoete dingen. Wilt u een koekje?’ De koekjes zijn van Verkade. Spekkoek is haar favoriet maar die eet ze alleen zoals ze die kent uit Indonesië: laag na laag lekker door de verfijnde mix van suiker en specerijen. Verkade kan het niet evenaren.
De keukenkast van mevrouw De Witt is goed gevuld met ‘droge’ eetproducten uit haar land van herkomst (verse groenten en fruit haalt ze bij de AH): één plank bevat Indonesische eetwaren, op de andere staan Chinese producten (haar ouders waren Chinees, maar groeiden op in wat toen Nederlands-Indië heette). Ze koopt ze in bij de Aziatische supermarkt Oriental op de Nieuwmarkt. Oriental dekt het héle Aziatische continent.
‘Kent u dit?’ vraagt ze en ze legt haar hand op een stevige zak Thaise jasmijnrijst. Eén portie van deze rijst mengt ze altijd met een schep zilvervliesrijst (‘vanwege de vitamine B’) die ze in een kom serveert naast, bijvoorbeeld, een Indonesische spinaziesoep. Ze tilt het deksel op van een pan op het fornuis waar deze soep in zit. Wil ik een kopje? Jazeker. Op Java is spinaziesoep populair, zegt ze: voedzaam en warm, goed voor maag en darmen. De soep maakt ze van verse Hollandse spinazie, ze voegt er maïs, sallamblad (een soort laurier) met kimchi (ingemaakte groente) aan toe voor het aroma. Geen bouillon dus… ‘Nee!’ roept ze uit. ‘In Indonesië géén bouillon.’ Het valt haar op dat in Nederland véél bouillon gebruikt wordt in de soep. Nederlanders zijn ook dol op gepureerde soep, zegt ze, Indonesiërs niet. Ongepureerd blijven de vezels van de groenten goed intact.
Handjevol katjang idjo
Mevrouw De Witt houdt van eenvoudige, voedzame recepten, zoals de spinaziesoep en de soep van mungbonen die ze nu gaat maken. Ze doet ongeveer 2 ons mungbonen (zonder vlies) in een pan. Soep van mungbonen mét vlies, de katjang idjo (‘groene pinda’s’ noemt mevrouw De Witt ze), maakt ze ook regelmatig. Wist ik dat er van mungbonen taugé gemaakt wordt? Nee, wist ik niet… Mevrouw De Witt voegt eraan toe dat ze zelf geen taugé maakt, het is ook niet nodig: bij de supermarkt kost het bijna niets.
Ze steekt het vuur aan en zal zo water, palmsuiker en kokosmelk (zie kader voor uitgebreid recept) laten pruttelen en… klaar is de soep. Ze gebruikt alleen Indonesische kokosmelk, die is goed dik. Als ik opmerk dat ze meer geporteerd lijkt van zoete dan scherpe ingrediënten knikt ze. Haar gevoelige maag kan geen scherpe smaken meer hebben. Sambal is tegenwoordig zelfs taboe: de laatste keer dat ze ervan at, in Indonesië, is ze twee weken ziek geweest. ‘Misschien heeft de sambal te lang open gestaan,’ oppert ze. ‘Maar ik heb ook een ijsje gegeten, het kan zijn dat het ijswater niet brandschoon was. Ik ben op mijn hoede als ik in Indonesië uit eten ga.’
Sinds haar man in 1998 overleed heeft mevrouw De Witt geen zin meer om uitgebreid te koken, al kookt ze wel, iedere dag, met minstens twee groenten. Ze verheugt zich op het etentje bij ‘een echte Chinees’ in Amstelveen, waar een paar vriendinnen haar binnenkort mee naar toenemen voor haar verjaardag.
Hard werken
Ze werd in 1935 geboren in een dorpje in de buurt van Semarang. Haar vader en later ook haar beide broers bezweken op jonge leeftijd aan een hartkwaal. Als jonge vrouw wilde mevrouw De Witt verpleegkundige worden maar daar stak haar moeder een stokje voor. ‘Als verpleegkundige kon je alleen intern opgeleid worden en mijn moeder wilde mij, haar enige dochter, niet kwijt. De ziekenhuizen op Java stonden niet
goed bekend. Mijn moeder stierf al op haar 46ste, aan een leverinfectie. De verpleegster had mijn moeder in het ziekenhuis met een niet-steriele naald ingeënt…’.
Mevrouw De Witt besefte al jong dat ze hard zou moeten werken om voor zichzelf en anderen te zorgen. Als modiste betaalde ze de lessen om zichzelf tot administratrice te scholen waardoor ze in goede functies bij diverse internationale bedrijven kon werken, waaronder tien jaar bij een grote papierfabriek in Jakarta. Met haar inkomen bekostigde ze de opvoeding en opleidingen van de zonen van haar overleden broer. Ze wijst naar de foto’s van haar familie aan de wand in de woonkamer en zegt met zoveel trots als haar bescheidenheid toelaat: ‘Ze zijn allemaal goed terechtgekomen.’ Via de Whatsapp houdt ze contact met hen.
Ze is ondanks alle goede zorgen ook dierbaren verloren. Eén nicht, de enige dochter van haar ene broer, stierf in het kraambed en het hart van haar liefste neef bleek zwak, hij overleed aan een hartkwaal. Mevrouw De Witt zwijgt even. Ze staat op en loopt met voorzichtige passen naar de keuken om te kijken hoe het met de soep gaat.
Aardige ‘Indu’
Ze komt terug met een kopje soep. Lekker romig is het, wel moet ik even wennen aan de zoete smaak. Ik neem een slokje gemberbier en vraag haar hoe ze in Amsteldorp terechtgekomen is. Ze vertelt hoe ze begin jaren tachtig ‘via correspondentie’ kennismaakte met meneer De Witt, een aardige ‘Indu,’ als autocontroleur werkzaam bij Ford. Zijn ouders waren, net als meer Indonesiërs die Soekarno’s nationalistische ideeën niet deelden, naar Nederland gekomen om zich te vestigen in Den Haag of Amsterdam, met name in de Parnassusbuurt en in Amsteldorp. ‘In dit blok woonden heel veel Indo’s begin jaren tachtig. Nu ben ik nog de enige…’ besluit mevrouw De Witt.
Met haar huwelijk in 1984 veranderde haar leven totaal: de fulltime werkende administrateur met grote verantwoordelijkheden werd huisvrouw. Gedurende haar dienstjaren bij de papierfabriek had ze nooit hoeven koken ‘want er was een uitstekende keukenbrigade’; in Nederland stond ze iedere dag in de keuken, behalve op de zondag, dan bereidde haar man een heerlijke nasi goreng. Hij stierf ruim twintig jaar geleden aan een niet-gediagnosticeerde leverkwaal. Haar huwelijk noemt ze harmonieus, haar man een lieverd die haar beschermde tegen de kou in het nieuwe land.