Home Lezen en schrijven Mick wil het hier gaan maken

Mick wil het hier gaan maken

0

Bij Nederlandse les aan migranten gaat het om meer dan taal alleen: cursisten nemen hun wereld mee het lokaal in. IJopener Magazine brengt een serie met observaties van een taaldocent in Oost.

Henriëtte Lakmaker | illustratie Josien Vogelaar | IJopener

Mick, een jonge Eritreeër, komt het buurthuis binnen met een nieuwe rugzak en een air die hoort bij de kosmopoliet die hij is, in kilometers gemeten. Amsterdam, here I come! Zijn gezicht is fijn uitgesneden, hij heeft grote ogen, lange zwarte wimpers en op zijn hoofd pronkt een blonde kroeskuif.

Eigenlijk heet hij Tesfay maar Mick vindt hij voor hier een betere naam. Hij wil het gaan maken in deze stad. De twee middagen op het buurthuis die de taalschool hem biedt, zijn voor hem niet genoeg. Hij wil elke dag naar school, zegt hij bij onze kennismaking. En liefst naar een school waar hij een computer krijgt. Hier in het buurthuis krijgt Mick les in een lokaal zonder pc’s. ‘Je kan altijd op de computer op de andere locatie’, zeg ik. Oké, zegt hij. Hij is even stil, en begint dan weer over de lesuren: waarom zijn dat er maar zes per week? Er zijn scholen waar je vaker les krijgt, maar Vluchtelingenwerk heeft hem aangemeld op deze taalschool voor analfabeten of ‘anders-alfabeten’ zoals Mick, die wel zijn eigen schrift kent maar niet het Latijnse.

Kan is geen kam
Misschien kan hij later overstappen, zeg ik. Hij lijkt zich te schikken. Ik geef hem een werkboekje waarin het woord ‘kan’ centraal staat, en een schrift. Ik leg uit hoe hij daarin een woordenlijst kan aanleggen. Hij begint met het omcirkelen van het woordje ‘kan’, niet te verwarren met kam, kas, kar of lam. Het verveelt hem al snel.

Hij pakt het materiaal dat hem bij de intake is meegegeven: een echt boek, in kleur, met foto’s en met veel afwisselende oefeningen. Hij is al bij pagina 18 als ik hem voor het eerst in de klas heb. Thema: familie. Na een week of zes waarin ik hem meer niet dan wel heb gezien, is hij nog steeds op pagina 18. De multiple choice-oefeningen begrijpt hij niet omdat hij deze vorm van leren niet kent. Hij moet geduld hebben, een taal leren kost nu eenmaal heel veel tijd, zeg ik. Hij knikt ernstig. Ik zet voor hem toch maar de pc van het buurthuis aan, in een
zaaltje op twintig meter afstand van het leslokaal. Ik start het speelse taalprogramma op dat meer past bij een jonge beginner als Mick. Hij heeft het binnen de kortste keren door en vindt het leuk.

Filmpje op ’t scherm
Na tien minuten kom ik kijken hoe het gaat. Op het scherm hebben de plaatjes en woorden plaats gemaakt voor een filmpje met de nieuwe, hoopgevende president van Ethiopië, het buurland en lange tijd vijand van zijn land. Mick laat filmpjes zien van de man tijdens de historische ontmoeting met de Eritrese president. Die is bad, zegt Mick. Hij volgt het nieuws op de voet, begrijp ik uit zijn mix van Engels, Nederlands en gebaren.

Een week later is hij de enige cursist – het is een hete zomerdag en de anderen hebben kennelijk voor de zon gekozen. Ik vraag Mick wat hij wil doen. In ‘Kan’ heeft hij geen zin. Ik probeer een ander oefenboekje uit; na tweeënhalve minuut is hij er klaar mee. We beginnen toch weer met het taalboek. Pagina 18. We lezen even over familie, vader, moeder, broer, zus – verder komen we niet. Ik vraag naar zijn familie. Zus woont in Ethiopië, ze is veel ouder en heeft een gezin. En zijn ouders, hoe is het met hen? Hij kruist zijn ranke polsen over elkaar. Mijn vader, zegt hij. Gevangen. Om mij. Hij kijkt me aan, ik zoek vertwijfeling in zijn mooie ogen en vind die niet. Het hoort erbij, zegt zijn blik. En zijn moeder? Maar het is vier uur en de les is voorbij.

Gód, zijn moeder, denk ik, terwijl ik toekijk hoe Mick vertrekt met zijn rugzak, met daarin het werkboekje Kan, het echte taalboek en zijn lege schrift.