In januari portretteerde het programma Nieuws uur vijf kunstenaars die de tachtig ruimschoots zijn gepasseerd, maar ondanks hun hoge leeftijd nog met dezelfde passie en drang doorwerken. Toen ik hoorde dat een drietal buurtgaleries met gelijktijdige exposities eind februari aandacht zullen besteden aan de 85e verjaardag van Bert Grotjohann, werd ik nieuwsgierig naar deze kunstenaar, die sinds 1987 op de Kadijken woont en werkt.
Jannelies Poelstra | Foto’s Annelies van Dorp
Ik zoek Bert op in zijn atelierwoning aan de Binnenkadijk. Het is er rommelig en kleurrijk. Er hangen schilderijen van eigen hand, tubes olieverf liggen op een tafeltje, kunstwerken van glas staan her en der, maar er is ook een verzameling van etnografische maskers, beelden en kleden die hij meebracht van zijn reizen. In zijn werkplaats beneden staan naast een grote glasoven en etspers ook computerschermen en een reuzenprinter.
Geboren in 1939 in Rotterdam, had Bert als kind geen goede start. Wel had hij het geluk het na te kunnen vertellen
“Mijn vader was de eerste tien jaar van mijn leven afwezig: in de oorlog zat hij ondergedoken. Waarom precies, heeft hij mij nooit verteld. Daarna werd hij beroepsmilitair en vertrok hij naar Indonesië. Mijn moeder was tijdens de oorlog alleen met mij. Ik was nog jong, maar één herinnering is me bijgebleven. Dat ik tijdens een razzia van een Duitse soldaat een stuk kuch, van dat donkere soldatenbrood, met kaas kreeg. Tijdens het bombardement op 31 maart 1943 moest mijn moeder met mij vluchten uit onze buurt. Dat bombardement was een vergissing van de Amerikanen en bedoeld voor scheepswerf Wilton-Fijenoord. Het veroorzaakte een enorme vuurzee en grote verwoesting. We zijn toen ingetrokken bij mijn tante. Aan het einde van de oorlog was ik broodmager en zat ik onder de zweren. De droppings van voedselpakketten met corned beef en scheepsbeschuit zijn onze redding geweest.
Toen ik na de bevrijding naar school moest, zaten we met wel vijftig leerlingen in een klas. We moesten leren schoonschrijven met een kroontjespen, maar ik was een ontzettende knoeierd. Pas in 1952, na jaren bij mijn tante te hebben ingewoond, kregen we een noodwoning in Camperduin, bij Schoorl. Mijn vader kwam alleen in de weekenden thuis, doordeweeks verbleef hij op de kazerne. Maar ik had daar wel een fantastische onderwijzer, meester Bant. Hij nam ons op de fiets mee naar Amsterdam, kamperen in het Amsterdamse Bos en naar het Rijksmuseum, en hij luisterde met ons naar klassieke muziek op de schoolradio. Door hem is mijn liefde voor kunst en muziek ontstaan, hoewel ik later meer van jazz ben gaan houden. Na de lagere school volgde ik aan de ambachtsschool in Alkmaar de opleiding tot huis- en decoratieschilder. Toen mijn vader in 1955 in de Oranje-Nassau Kazerne ging werken, verhuisden we naar Amsterdam.”
Van kleine knoeierd met kroontjespen uit Rotterdam tot getalenteerd graficus, schilder en glaskunstenaar in Amsterdam
Lachend: “Mijn eerste baantje was jongste bediende bij de Nederlandse Middenstandsbank. Maar toen ik daarna jongste bediende bij een reclamebureau werd en tekenaars aan het werk zag, wist ik: Dat wil ik ook! En ben ik in de avonduren de opleiding tot grafisch ontwerper aan de kunstnijverheidsschool gaan volgen. Later werd dat de Rietveldacademie, waar ik begin zeventiger jaren nog een jaar les had om mijn diploma te halen. Van Gerrit van ’t Net, bij wie ik schilderlessen volgde, heb ik schildertechnieken en het omgaan met kleuren geleerd. Door de beheersing van die technieken kan ik spontaan en creatief werken.”
In de jaren zestig en zeventig had Bert ateliers op de gekste plekken. Met bevriende kunstenaars deelde hij op Wittenburg een gebouwtje bij een kuiperij en later de bovenverdieping van een snackbar in de Czaar Peterstraat. “Verschrikkelijk! Die frituurlucht raakte je met geen mogelijkheid kwijt.” Nadat hij zijn atelier op de Binnenkadijk kreeg, begon hij samen met zijn ‘kunstmaatje’ Hetty Heyster – omdat ze het gezeul met hun werk naar galeries zat waren – in 1992 een eigen galerie: Art Quadraat aan de Hoogte Kadijk. Hetty Heyster is bekend om haar bronzen diersculpturen.
Van zwart wit naar kleur, van inkt naar olieverf en glas
Als graficus en inkttekenaar werkte Bert tot begin jaren tachtig vooral in zwart-wit. Dat vroege werk was vooral surrealistisch, maar ook zijn eerste werken in kleur, aquarellen, waren dat nog. Toen hij ging schilderen werd zijn werk vrijer van vorm. Zelf zegt hij: “Ik ben niet geïnteresseerd in stijlen en ga het experiment niet uit de weg.” In zijn atelier en bij galerie Art Quadraat vallen de schilderijen met Japanse motieven zoals kimono’s en geisha’sInspiratie voor dit werk, dat warm en kleurrijk is en een mix van figuratieve en abstracte elementen bevat, kreeg hij tijdens een rondreis door Japan.
Begin jaren zestig ging hij werken bij Van Tetterode, een atelier gespecialiseerd in glas-appliqué, een techniek waarbij gekleurd glas gelijmd wordt en die veel wordt toegepast in architectuur. “Ik hielp daar mee aan de uitvoering van ontwerpen van kunstenaars zoals Karel Appel en Corneille. In de jaren tachtig en negentig kreeg ik zelf opdrachten voor glas-appliqué en glas in lood, Voor kerken, maar ook voor het Dudok-stadhuis van Hilversum. Hier in Amsterdam heb ik voor verzorgingstehuis Vondelstede een prachtige ‘vier seizoenen’ gemaakt en zijn in het VU-medisch centrum en Artis glas-in-loodramen van mijn hand.” Van glas-appliqué en glas in lood was het later een kleine stap naar het modernere glasfusing, een techniek waarbij stukjes of repen glas worden versmolten en waarmee Bert kleurrijke objecten maakt.
Een kunstenaar is blijkbaar nooit te oud
“Ik heb misschien wat fysiek ongemak, maar mijn creativiteit is met de jaren alleen maar gegroeid. Ik moet werken. Hoe zou ik anders mijn tijd moeten doorbrengen? Ik ben nieuwsgierig en experimenteer nog steeds. Nu ben ik bezig met tekenen op de computer.” op.