Home Groen Minder groen, meer natuurwaarde

Minder groen, meer natuurwaarde

0

Beschermde planten en dieren; ook in Amsterdam komen ze voor. Zo’n driehonderd soorten. En bijzonder in deze tijden van afnemende biodiversiteit en groen in de stad: de natuurwaarde van Amsterdam is de laatste twintig jaar gegroeid. Oost is koploper.

Lisa Scheerder | Illustratie Josien Vogelaar | IJopener

Eerst maar even de minder mooie cijfers: Amsterdam is de minst groene stad van het land. Op twee staat Rotterdam en op drie Den Haag. Arnhem is de groenste stad, met op de tweede plaats Almere en op drie Groningen. Nog een slecht cijfer: Amsterdam heeft vanaf 2003 een grote hoeveelheid groen binnen de gemeentegrenzen verloren: 2.960.000 m2, of 600 voetbalvelden groot. Dat komt door de verdichting van de stad. Elk plekje waar gebouwd kan worden wordt volgebouwd en dat gaat ten koste van ‘groen’. Groen is niet per definitie ‘natuur’. Ook sportvelden vallen onder groen, of braakliggend land.

De natuurwaarde van de stad is de laatste twee decennia juist toegenomen. Dat komt doordat er niet meer met bestrijdingsmiddelen wordt gewerkt en omdat er veel meer dan vroeger speciale leefomgevingen voor planten en dieren in de stad worden aangelegd. Hierdoor neemt het aantal soorten dat in de stad leeft toe. De omgeving buiten de stad verliest de laatste jaren aan diversiteit. Hier neemt het aantal soorten juist af. Dat komt door eenzijdig en intensief gebruik van landbouwgronden. Met name de weidevogels hebben het zwaar. Dat is ook te zien in delen van het Waterland waar weidevogels verdwijnen.

Natuurwaarde heeft te maken met de soorten planten en dieren die voorkomen. Over het algemeen geldt dat de natuurwaarde aan de rand van de stad het grootst is en stadinwaarts afneemt. Begrijpelijk dus dat Oost, dat ook nog eens voor meer dan 40% uit water bestaat, stedelijk de grootste natuurwaarde bezit. We hebben dat te danken aan de Amsterdam-Rijnkanaalzone van het Diemerpark en de Joodse begraafplaats bij het Flevopark. Ook enkele kademuren in het Oostelijk Havengebied scoren hoog op natuurwaarde. Kijken we naar het aantal beschermde dieren en planten, dan doet Oost het ook goed. Alleen de IJdoornpolder (landelijk Noord, bij Vuurtoreneiland) moeten we voor ons dulden. Deze polder heeft de meeste beschermde soorten: twintig in totaal, waarvan zeventien vogelsoorten, een zoogdier (de Noordse woelmuis), een reptiel (de ringslag) en een beschermde plant (de rietorchis).

Maar dan Oost. Het Nieuwe Diep heeft negentien beschermde soorten: negen vogelsoorten, twee vissoorten (de kleine modderkruiper en de bittervoorn), twee reptielen (naast de ringslang ook de rugstreeppad), de rietorchis en vijf zoogdieren waaronder vier vleermuissoorten en de waterspitsmuis. Het Flevopark heeft ook negentien beschermde soorten, waaronder drie varensoorten, zes vogelsoorten, de eekhoorn en de rivierdonderpad. Dan komt het Diemerpark met achttien beschermde soorten. Tien vogelsoorten, vier verschillende vleermuizen, reptielen, vissoorten en beschermde planten.

De prachtigste vogels vliegen rond in Oost. De blauwborst bijvoorbeeld met zijn helderblauwe keel en borst, de vogel die andere diersoorten zo goed kan imiteren; als je het geluid van een kikker uit een boom hoort, weet je dat het een blauwborst is. De ijsvogel met zijn gedrongen silhouet, prachtige groenblauwe metaalkleurige verendek en zijn pijlsnelle vlucht op snorrende vleugels, laag over het water. De nachtegaal, het onopvallende vogeltje dat een enorme keel kan opzetten, wel tot 90 decibel. En de zwijgzame, bruine kiekendief met zijn lange, lage en kalme vlucht. Maar ook de laatvlieger, de grootste vleermuis van de stad, met een spanwijdte van 40 cm. Twintig minuten na zonsondergang vliegt hij uit, wat later dan de andere vleermuissoorten in de stad. Op tien meter hoogte vliegt hij, langzaam en fladderend, met steile duiken. Ondertussen eet hij zo’n 3.000 insecten per nacht. Waaronder vele muggen. En maakt het leven voor ons zo veel dragelijker.