Home Overzicht Op zoek naar schepen en zerken

Op zoek naar schepen en zerken

0

Amsterdam aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog: de stad is Spaansgezind maar opstandige Watergeuzen roeren zich en blokkeren het IJ met scheepswrakken, puin en grafzerken. Naar de resten daarvan, waarschijnlijk tussen KNSM-eiland en Schellingwoude, wordt nu onderzoek gedaan.

Tekst en foto Joost van der Vaart | Gravure Stadsarchief Amsterdam

Ranjith Jayasena, een van stadsarcheologen van Amsterdam, staat op de Surinamekade op KNSM-eiland en wijst naar het kil-klotsende water van het IJ. ‘Vanaf hier tot aan de overkant bij de Oranjewerf moet de scheepsblokkade hebben gelegen’, roept hij tegen de wind in. We hebben het over 1572-’73, toen Surinamekade en KNSM-eiland nog niet bestonden. Het IJ was hier op z’n smalst, de blokkadeplek was goed gekozen. ‘Amsterdam begon honger te krijgen. Het IJ, de levensader van de stad, was afgesneden. Graanschepen konden niet binnenkomen’, zegt Jayasena met gevoel voor de dramatiek van deze historische gebeurtenis.

Even een lesje geschiedenis. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was Amsterdam uit opportunisme op de hand van het Spaanse Rijk, de wereldmacht die in de Nederlandse gewesten de dienst uitmaakte. De stad, die katholiek was, ontwikkelde zich tot een belangrijk handelscentrum. De Spanjaarden waren de broodheren, maar buiten Amsterdam gistte en broeide het.

Opstandige Watergeuzen uit onder andere Edam en Enkhuizen – calvinisten die tegen Spanje streden – bereidden een blokkade voor. De volledig maritiem georiënteerde stad moest van het IJ en de Zuiderzee worden afgesloten. Deze in de geschiedenis misschien wat onderschatte gebeurtenis vormde de aanleiding tot de Slag op de Zuiderzee (oktober 1573; gewonnen door de Geuzen) en uiteindelijk tot de Alteratie van Amsterdam in mei 1578, toen de Spaansgezinde en katholieke stadsregering werd afgezet en in meerderheid door calvinisten werd vervangen.

Gravure van de Slag op de Diemerdijk (1573). In de rechterbovenhoek zijn in het IJ de masten te zien van de afgezonken schepen van de scheepsblokkade van 1572-‘73.

Terug naar de scheepsblokkade. Uit kronieken zoals de betrouwbaar geachte Geschiedenis van Amsterdam van Jan ter Gouw blijkt dat de Watergeuzen er in 1572 in slaagden om schepen en andere obstakels af te zinken tussen Schellingwoude en de Diemerdijk aan de zuidzijde van het IJ. Een succes was dat niet, vertelt archeoloog Jayasena: veel van de (houten) vaartuigen kwamen boven drijven. Maar een paar maanden later, in april 1573, slaagden de Geuzen wel degelijk in hun opzet. Ze lieten ter plaatse een vijftiental schepen zinken en om die op de bodem te houden ‘hebben de Geuzen de kerk te Schellingwoude afgebroken en de steenklompen en zerken in gezegde schepen geworpen’, schrijft Jan ter Gouw.

Waarmee we terug kunnen naar het hier en nu. Want de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is in zijn opdracht om belangrijk maritiem erfgoed in Nederland ‘te inventariseren, te onderzoeken en te beschermen’ samen met de afdeling Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam onlangs begonnen met onderzoek naar de scheepsblokkade van 1572-’73. En wel met de nieuwste technieken.

Op 18 oktober heeft een speciaal vaartuig boordevol apparatuur tussen KNSM-eiland en Oranjewerf heen en weer gevaren om bodemgegevens te verzamelen. Na data-analyse zal besloten worden of en waar 3D-scans nodig zijn. Mochten die aanleiding geven tot archeologisch onderzoek onderwater, dan zal dat in 2023 gebeuren. Anders gezegd: de duikers komen later pas.

Overigens blijkt uit eerdere inspectie dat een groot deel van de blokkadeplek ongeschonden is. Er zijn behalve KNSM-eiland geen andere eilanden aangelegd en er is buiten de geul niet gebaggerd. De onderzoekers vermoeden dat lang niet alle scheepswrakken en andere voorwerpen zijn weggehaald.

Ranjith Jayasena, auteur van het lezenswaardige proefschrift Graaf- en Modderwerk. Een archeologische stadsgeschiedenis van Amsterdam (2019, uitgeverij Matrijs), is benieuwd naar wat er van de blokkades nog onder het IJ-slib ligt. ‘Vooral de grafzerken kunnen spectaculair zijn. Die zijn van steen en vergaan niet.’ Hij zegt dat het niet per se de bedoeling is dat eventuele scheepswrakken en puin zullen worden gelicht. ‘We willen weten wat waar ligt, maar als het niet bedreigd wordt hoeft het natuurlijk ook niet naar boven. ’t Is op zich prima dat het op zijn plaats blijft. Door archeologisch onderzoek zonder te bergen of te lichten kun je veel toevoegen aan historische bronnen.’

Hij is ervan overtuigd dat het speurwerk naar de scheepsblokkade een opmaat vormt voor verdergaand historisch en archeologisch onderzoek. De IJ-bodem heeft nog lang niet al zijn geheimen prijsgegeven. Of, zoals Ranjith Jayasena zegt, ‘veel van het IJ is onbekend. We kunnen nog boeiende dingen verwachten.’