Home Dwars nieuws Schrijven in tijden van covid

Schrijven in tijden van covid

0

De tekst in het kader is één van de negenennegentig verhalen in het boek Mijn reptielenbrein. De schrijver van deze bespiegelingen vanonder een steen zoals de subtitel luidt is Jos Verdonk.

Arie van Tol | Foto Sandra Hoogeboom

‘Met mijn teksten probeer ik de lezer een (glim)lach te ontlokken. Gebeurtenissen in mijn directe omgeving ironiseren is wat ik doe.’ Jos Verdonk ontmoet ik in Oba Linnaeus, één van de weinige openbare plekken waar je kunt afspreken.

‘De titel Mijn reptielenbrein past goed bij me. Het staat voor instinct en voor overleven. En het reptiel is koudbloedig, mezelf zie ik (ook) als semi-koudbloedig.’ Het boek is fraai vormgegeven, met een prachtige omslag, bij Boek-scout. ‘Nadeel bij je boek on-demand uitgeven via Boek-scout is dat er geen enkele vorm van promotie aan zit.’

Als Jos verder over zichzelf praat afficheert hij zich als ‘iemand die niet deelneemt aan het leven, of maar een beetje’. In zijn verhalen beziet hij de werkelijkheid als het ware vanaf de zijlijn. Ze geven een tijdsbeeld, covid (over)heerst in het stukje Oost waar hij woont en werkt.

Werken doet hij als redacteur bij MUG Magazine, al sinds 2007. Hij schrijft over cultuur en over human interest. En hij heeft twee rubrieken. Voor één van die rubrieken heeft hij inmiddels zo’n 60 schrijvers geïnterviewd. Welk boek is hem bijgebleven? ‘De wafelfabriek was een grote verrassing. Dat sprak me erg aan. Van Roman Helinski. Ja, ik geloof dat hij in het Witsenhuis heeft gewoond, of nog woont.’

‘Ik ben bezig met een tweede boek, in dezelfde vorm als dit eerste. Maar ik wil met dat tweede boek naar een andere uitgever. En ja, ik denk ook al langer na over een sprookje voor volwassenen.’

Mijn reptielenbrein van Jos Verdonk is te bestellen via www.boekscout.nl.

Spraakverwarring

Een jaar of tien, vijftien geleden maakte iedereen – althans best veel mensen – er zich zorgen over dat binnen tien, vijftien jaar Turks, Arabisch en/of Berbers de gangbare voertalen zouden zijn in Groot Amsterdam & de negorijen daaromheen. Bangmakerij uit de laagste regionen van de collectieve, bleke en papperige onderbuik.

Dat is nog steeds niet gebeurd. Het gaat ook niet gebeuren, Geert. Doe dat toch eens toegeven, Thierry. Gewoon doorlopen en rustig blijven doorademen, lieve mensen. Maar gek genoeg is er een andere talige tendens aan de gang. Als ik door mijn voormalige Vogelaarwijk struin valt me wel degelijk iets op en nee: dat zijn geen luidkeelse debatten vanaf zeepkisten of minaretten in het Berbers, Turks of Arabistaans. Nee, geenszins.

Het is iets anders. Werkelijk iedereen spreekt ineens Engels. Nou, niet iedereen natuurlijk, maar wel heul veul mensen. Op de Ringdijk en in het hipster-koffietentje bij mij op de hoek is de score bijna 100 procent Engelssprekenden, inclusief de eerdergenoemde zwaar getatoeëerde barista van dienst (hij noemt mij bij het eerste bezoek al allerhartelijkst mate: dat is dan wel weer lief!).

Minstens drie subgroepen van soorten Engels vermengen zich met elkaar in de straten en op de pleinen van Oost: het Engelse Engels en het Amerikaanse Engels van Engels en Amerikaanse toeristen en ex-pats, het internationale tweede taal-Engels van toeristen en ex-pats uit alle andere windstreken en tot slot het soms wat krukkige en klungelige, maar best charmante Mokumse Polder-Engels van de Amsterdamse allochtone en autochtone locals en van de buiten-hoofdstedelijke dagjesmensen uit eigen land. Dat ergert me soms. Niet altijd en niet heel erg, maar soms wel. Soms voel ik me toerist in eigen buurt of an Englishman in New York, nota bene een voormalige volksbuurt en niet eens in hartje Amsterdam.

Straks moeten we nog op Engelse les om ons bij de Appie en buurtsuper verstaanbaar te maken. And that is no good no, that is very bad, peoples of Amsterdam and invironments!