Home Overzicht Tropisch ogende putter is doodgewone distelvink

Tropisch ogende putter is doodgewone distelvink

0

Een verzameling van kleuren. Grappig. Dartel. Blij. En lief. Allemaal tropische kenmerken van een inheemse vogel die ook in het verspreidingsgebied van IJopener voorkomt. Je kunt hem bijvoorbeeld zomaar aantreffen in het Theo van Goghpark op het uiteinde van een boomtak. Of in het Diemerpark op een kaardenbol. Of bij het spoortalud langs het Rietlandpark.

Tekst Lieneke Koornstra | Foto’s Leen Pauwels | Illustratie Winny Ros | IJopener

‘Dankzij de putter ben ik een vogelaar geworden’, vertelt Rob Baars, lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam. ‘Vroeger zat ik in de klas bij het raam. Toen ik in plaats van naar het schoolbord naar buiten keek, zag ik ineens een prachtig gekleurde vogel met een rood masker en een brede gele vleugelstreep. Ze bestaan echt, dacht ik, en dus niet alleen in het van mijn zakgeld gekochte vogelgidsje. Ik was om.’

Zijn tante Els Baars verzamelt natuurverhalen. Daarom weet Rob dat alle dieren volgens een Duits sprookje in den beginne naakt zijn geboren en dat ze één voor één hun uiterlijk mochten kiezen. Toen de putter eindelijk aan de beurt was, waren alle kleuren op. Daarom moest hij tot zijn verdriet naakt door het leven. Dankzij tussenkomst van een nimf gaven de bonte specht, de kraai, de lepelaar en de gele kwikstaart hem iets van hun kleuren. Daardoor veranderde de putter van het lelijkste vogeltje in een van de mooiste. ‘Volgens dat volksverhaaltje dankt hij zijn rode masker dus aan de goedgevigheid van de bonte specht. Volgens een andere lezing liep hij het op toen een druppel bloed op zijn kop viel terwijl hij tijdens de kruisweg van Jezus een doorn uit diens voorhoofd trok’, vult collega-vogelaar Edial Dekker aan.

Vastgeketend
‘Op het schilderij Madonna met de putter van Rafaël aait Jezus de vogel in de handen van zijn achterneef Johannes de Doper’, zegt Edial. ‘De putter verwijst naar de latere kruisiging van Jezus omdat hij zaden van de distel eet, een doornige plant waarvan je best een doornenkroon kunt maken. Maar nog veel bekender is het schilderij Het puttertje van Fabricius, waarop de vogel vastgeketend zit aan een voederbakje aan de muur. Op deze manier is de putter lang als huisdier gehouden. Vliegen was er niet bij, hooguit wat fladderen. Donna Tartt schreef de roman Het puttertje waarin het schilderij een belangrijke rol speelt.’

Tijdens een verblijf in Portugal zag Rob regelmatig putters in kooitjes buiten een huis hangen. ‘In de zeventiende eeuw gebeurde dat ook in Nederland. Om te kunnen drinken werd een kunstje van hem verwacht. Dat hield in dat hij een vingerhoed met water aan een touwtje via een katrolletje omhoog moest trekken, putten dus. Vandaar de naam putter. Maar omdat hij zich vooral met distelzaden voedt, wordt hij ook wel distelvink genoemd.’

Vloeiend gekwetter
‘Het Diemerpark met een zeer rijke vegetatie aan kaardenbollen, akkerdistels, teunis- en paardenbloemen biedt een uitstekende voedselvoorziening voor deze vogelsoort’, aldus Edial. ‘Het is een gebied waar de putter graag een nestje bouwt. Dat doet het vrouwtje. Het mannetje helpt met het aandragen van geschikt nestmateriaal: grassprieten, mos, veertjes. Hij zit er niet mee om materiaal van zijn buren te pikken. Dat is goed te doen als er dicht bij elkaar wordt gebroed. Maar zelfs als paartjes zich meer territoriaal opstellen, is het broedterrein klein met 250 vierkante meter. Even niet opletten en het is gebeurd. De nestjes bevinden zich meestal lager dan tien meter van de grond, verstopt tussen bladeren in de dunne twijgen van bomen en struiken.’ Rob: ‘In deze tijd van het jaar duiken ze vaak in groepjes op. Als je ergens in een boom of struik een hoop vloeiend gekwetter hoort, kijk dan eens omhoog. Het fraaiste schouwspel leveren deze vogels als ze foeragerend op een grote distel, voorzichtig zaden uit de bloemhoofdjes pikken.’

Voor het leven
In hun uiterlijke verschijning doen de vrouwtjes van deze vogelsoort weinig onder voor de mannetjes. Hetzelfde geldt voor de zang, al is die minder uitgesproken en gevarieerd dan van het mannetje. Krijgt de man eenmaal de lentekriebels in de kop, dan voert hij temidden van de groep waarmee hij de winter doorkwam, een balts uit. Als er een partnerkeuze van komt, dan is die voor het leven. Rob: ‘Een paartje brengt per jaar twee legsels voort van vier tot zes eieren. Van april tot augustus wordt er gebroed. Na een periode van negen à twaalf dagen kruipen de jongen uit de bleek blauwwitte, met paarsgrijze vlekjes versierde eieren.’ Het uitvliegen gebeurt na zo’n dertien à achttien dagen. De eerste tijd zijn de ouders druk met het voeden in de weer. Omdat insecten de voor groei noodzakelijke eiwitten bevatten, zetten de ouderdieren die vooral op het menu van hun kroost. De jonge putters beginnen het jaar daarop zelf aan een legsel.

Ultieme putterdistel
De puttervrouwtjes komen verder dan de puttermannetjes, althans, als het om de vogeltrek gaat. Edial: ‘Ringonderzoek toont aan dat de mannetjes in de winter veel vaker in hun leefomgeving blijven hangen, terwijl de vrouwtjes met de jongen wegtrekken in zuidwestelijke richting. Vandaar dat de putter als een gedeeltelijke standvogel en een gedeeltelijke (korteafstands)trekvogel wordt beschouwd. De wintertrek vindt plaats tussen half september en eind november, met een piek half oktober. De voorjaarstrek duurt van begin maart tot half mei. ’s Nachts wordt er niet gevlogen, de putter is een dagtrekker. Het verspreidingsgebied is groot, het strekt zich in noordelijke richting uit van het zuiden van Scandinavië tot in Centraal-Rusland en in zuidelijke richting van Noord-Afrika tot in het noorden van India. In Australië en Nieuw-Zeeland is de putter door mensen geïntroduceerd.’

Vanweg het vertrek van Lieneke Koornstra bij de redactie van IJopener was dit de laatste vogelrubriek.

Rob wijst erop dat de vogel ook makkelijk in de eigen (balkon)tuin kan worden verwelkomd. ‘De ultieme putterdistel is de kaardenbol’, zegt hij. ‘Plant er een paar om de vogel tot een bezoek te verleiden. Maar evenals andere vinken eet hij ook besjes en insecten, zeker in de winter als de natuur geen zaden in huis heeft. Bessenhoudende struiken kunnen dan een zeer welkom visitekaartje zijn.’