Tussen de Hogeweg en de Copernicussstraat is de oneven kant van de straat wat merkwaardig ingedeeld. Een gazon met aan de huizenkant evenals langs de rijweg een stoep. Op 8 mei loop ik langs de huizen.
Corrie Groen
Aan de andere kant van het plantsoen roept een jongetje van een jaar of zeven ‘Er liggen hier bloemetjes’ en wijst naar een klein op het oog betonnen paaltje.Wat zijn het voor bloemen, vraag ik. Ik denk rozen zegt de jongen. Ik loop door het gras naar hem toe en zie inderdaad een klein boeketje en nog wat losse bloemen bij een paaltje dat ik inschat als een aanduiding voor een ondergrondse buis of leiding. Maar een boeketje plus die losse door en over elkaar gelegde bloemen duiden natuurlijk op iets anders. Bovenop het paaltje zie ik een donker metalen plaatje en ben nieuwsgierig genoeg om de regen eraf te vegen en dan met moeite te lezen:
TER NAGEDACHTENIS AAN ALLE IN
’42 ’43 GEDEPORTEERDE
JOODSE FAMILIES UIT DE BUURT
3 MEI 1995
Ik lees de jongen de tekst voor en zeg dat het te maken heeft met mensen die in de oorlog in de buurt gewoond hebben, weggevoerd zijn en nooit meer zijn teruggekomen. Ik vraag hem of hij daar iets over weet. Of hij misschien een paar dagen geleden op de televisie de dodenherdenking op de Dam heeft gezien waar ook de Koning was.
Dat heeft hij en weet te vertellen dat er kransen gelegd werden en dat iedereen twee minuten stil was. Dat maakt het makkelijk om uit te leggen waarom dit monumentje hier in het plantsoen staat. Ik bedank hem dat hij mij heeft geroepen omdat ik niet wist dat daar een gedenkplaatsje is.
Thuis, op het internet kan ik nergens iets vinden over dit monumentje. Op de lijst Van Amsterdamse Oorlogsmonumenten komt het niet voor.
Niet alleen bewoners uit de straat, alle Joodse Oorlogsslachtoffers uit de buurt worden met dit monumentje herdacht dat in 1995 geplaatst is. Vijftig jaar na de bevrijding. In dat jaar woonde ik al dertig jaar in deze buurt en tot nu, vierentwintig jaar na de plaatsing, heb ik niet geweten dat op deze plek een oorlogsmonumentje staat.
Nadat de regen is opgehouden pak ik thuis mijn fototoestel en een rolmaat om het monument te meten en te fotograferen. De afmeting van het plaatje is 16x 9 cm. Het blijkt geen betonnen, maar een houten paaltje te zijn dat slechts 45 cm hoog is en het staat voor huisnummer 77. Wie het geplaatst heeft of hebben geplaatst weet ik niet.
Op de Stolpersteinen na, die altijd voor maar een persoon bestemd zijn, is dit misschien wel het kleinste oorlogsmonumentje van Amsterdam.
Ook gepubliceerd op Het Geheugen van Oost
Dit verhaal kwam naar boven bij Bas van Waard tijdens het bezoek aan de manifestatie ‘namen en nummers’ op 4 mei 2015 op het Kastanjeplein.
Bas van Waard kwam naar de herdenking van Joodse bewoners uit de Oosterparkbuurt die tijdens de tweede Wereldoorlog afgevoerd en vermoord werden. Bij het archief van het project “namen en nummers” zocht hij naar iemand die gewoond heeft in het begin van de 3e Oosterparkstraat, waar Bas nu woont. Hij vond Nathan Cohen die op nummer 10 op 3 hoog heeft gewoond, in een huis dat voor kort nog aan de overkant van Bas woning stond. Voor hem heeft hij een naambordje gemaakt.
Deze persoonlijke en intense manier van herdenken bracht bij Bas onherroepelijk het verhaal weer naar boven dat zijn moeder – Anneke Mulder – hem zo vaak heeft verteld.
Anneke was 11 jaar toen de oorlog uitbrak en woonde in de Pythagorasstraat, waar ze vaak op straat speelde en bevriend raakte met Beppie Cohen, een Joods buurmeisje. Op een kwade dag werd de buurt afgezet door de Gestapo en reden de overvalwagens de wijk in. Alle Joodse mensen werden uit hun huizen gehaald en moesten de auto’s in, zo ook Beppie en haar familie. Anneke zag het gebeuren en gilde “Beppie, Beppie”. De vader van Anneke, Bas zegt “een bikkel van een vent was opa Eppo”, ging op de politieman toe en zei “neem de familie mee als het moet, maar laat het kind bij ons”. Hij werd weggeduwd en met de kolf van het geweer hard in zijn gezicht geslagen, de tanden uit zijn mond. Beppie moest ook mee en is net als haar familieleden nooit teruggekomen.
Anneke heeft tot haar dood in 2002 het verdriet en de kwelling gevoeld van deze herinnering. Zij heeft gezorgd dat er een boompje geplant is en een gedenksteen geplaatst is in het stukje van de Pythagorasstraat (ter hoogte van nummer 77) waar het allemaal gebeurd is.