Al tien jaar is het Borneo Architectuur Centrum actief in het Oostelijk Havengebied. Eind november vierde het BAC z’n lustrum met lezingen, excursies en een vernieuwde tentoonstelling. ‘Het bijzondere van BAC is dat het een architectuurcentrum is én buurthuis in het Oostelijk Havengebied’, zegt Corinne Schrauwen, architect en vrijwilliger.
Tien architectenbureaus huizen in het BAC en het leuke is dat een aantal van ons hier in de buurt woont en woningen heeft ontworpen, waaronder ik zelf. We draaien op 25 vrijwilligers zonder gemeentesubsidie. De eigenaar van het pand BouwInvest komt ons tegemoet met een schappelijke huur. Inkomsten genereren we uit de verhuur van de ruimtes voor presentaties en partijen en het doet dienst als stemlokaal.’
Stedenbouwkundige Ton Schaap is de sturende kracht achter de stedenbouwkundige plannen voor het Oostelijk Havengebied en verantwoordelijk voor de architectenkeuze van toen. Hij is directeur van Real Urbanism en voormalig stedenbouwkundige van de gemeente Amsterdam. Hij kijkt terug op de ontwikkeling van de voormalige havens van Oost.
‘Laat negentiende, begin twintigste eeuw werd het Oostelijk Havengebied aangelegd als een reeks van kunstmatige schiereilanden. De scheepvaartcapaciteit en het laadvermogen en daarmee de grootte van de schepen namen toe vanwege de groeiende handelsvaart op Nederlands-Indië, Suriname en de Verenigde Staten. Dat betekende dat er meer havencapaciteit bij moest komen. De keus om de haven uit te breiden aan de Oostkant van het het IJ, was eigenlijk een verkeerde keuze door de ligging ten opzichte van het Noordzeekanaal en de sluizen aan de Westzijde van het IJ.’
De beste tijd voor het Oostelijk Havengebied in bedrijf was de periode tussen de twee wereldoorlogen. De komst van de snellere luchtvaart en het einde van het stukgoedtransport, dat plaats maakte voor containervervoer, betekenden het einde van de cruciale rol van het Oostelijk Havengebied voor passagiers- en goederentransport. Met het vertrek van de grootschalige scheepvaart en overslagbedrijven kwamen er kunstenaars en krakers naar dit gebied. Het veranderde in een walhalla voor stadsnomaden.
Midden zeventiger jaren van de vorige eeuw besloot het toenmalige progressieve Amsterdamse college van B en W met de PvdA, CPN, PPR en PSP onder leiding van Ivo Samkalden dat er grootschalige woningbouw moest komen. Gemikt werd op 100 woningen per hectare. Ook toen was er, net als nu, een enorme woningschaarste in de stad.
Bouwen in voormalig havengebied was een ware uitdaging. Ton Schaap: ‘Het hele Oostelijk Havengebied was in het bezit van het Amsterdams Havenbedrijf. Dat was uniek. Het maakte de onderhandelingen voor het Amsterdams Grondbedrijf een stuk makkelijker dan wanneer er met private partijen en ontwikkelaars onderhandeld zou moeten worden. Het transformeren van een havengebied tot een woonwijk met het beoogde behoud van het oorspronkelijke waterrijke karakter is veel gecompliceerder dan wanneer het gebied volledig zou zijn dicht geplempt. En dan heb ik het nog niet over het saneren van jarenlang intensief gebruikte en vervuilde grond.’
‘De uitgangspunten en de briefing van B en W voor de omgeving, het soort en type woningbouw voor het toekomstige KNSM-eiland, Java eiland, Borneo-eland en Sporenburg waren voor mij als stedenbouwkundige overzichtelijk’, zegt Ton Schaap. ‘Het behoud van de waterrijke, oorspronkelijke omgeving was een van de uitgangspunten. En het moest een buurt worden met straten, kades en pleinen.’
Planoloog Lia de Lange pleitte voor een buurt met gezinnen met kinderen die wat te besteden hebben en niet voor een eengezinswoning de stad uit moeten. Toenmalig wethouder Ruimtelijke Ordening Michael van der Vlis zag het helemaal voor zich, een Beethovenstraat, huizen met een eigen opgang. Geen gedeelde voordeuren zoals in de Kanaalstraat, waar je in het gemeenschappelijke trappenhuis te maken hebt met elkaars rotzooi. Maar wel met de gezelligheid en de sociale controle van de Jordaan met het touwtje uit de brievenbus zoals Jan Terlouw dat voor zich zag.
‘De briefing vanuit B en W leidde tot de architectenprijsvraag die de gemeente uitschreef. ‘Waarbij ik in gedachten had, dat het niet een herhaling van zetten moest worden van het Modernisme in de Nieuwe Westelijke Tuinsteden, Buitenveldert en de Bijlmer. Amsterdam moest mee gaan met de Post Modernistische stroming die van origine uit Amerika stamt. Een vrijere bouwstijl met diverser materiaal- en kleurgebruik, fantasierijker dan de eenvormige zakelijkheid van het Modernisme, maar wel met gebruikmaking van de innovaties van het Modernisme.’
‘We kozen drie architecten. Jo Coenen voor het KNSM-eiland, Sjoerd Soeters voor het Java-eiland en Adriaan Geuze voor het Borneo-eiland. Je kunt de drie eilanden zoals ze uiteindelijk zijn bebouwd typeren als ‘blokken op een dienblad’ voor het KNSM-eiland, ‘gesloten bouwblokken in de luwte’ voor het Java-eiland en ‘zee van huizen ‘voor Borneo en Sporenburg. De eilanden zijn in de loop van de negentiger jaren gebouwd.’
Ton Schaap is net terug uit Almelo waar hij een project voor RealUrbanism doet. ‘Zo anders hoe er in Twente met industrieel erfgoed is omgegaan. Hier in Amsterdam zijn we weliswaar laat tot het inzicht gekomen dat we ook moeten conserveren en bewaren en niet alleen maar slopen en nieuwbouwen’, aldus Ton Schaap. ‘In Almelo bewaren ze vooral slechte herinneringen aan de voormalige textielindustrie, de oorverdovende herrie van spinmachines, lange dagen, geen daglicht. Dat waren erbarmelijke werkomstandigheden.
Dan zijn het Oostelijk Havengebied en de Wester Gasfabriek toch mooie voorbeelden van hoe het ook kan.’