In het Amsterdam-Rijnkanaal verbond bij Diemen een veerwagen, een rijdende pont, het land aan weerszijden van het kanaal. De veerwagens waren bedoeld voor boeren waarvan het land, dat door de aanleg van het Merwedekanaal – het huidige Amsterdam-Rijnkanaal – aan weerszijden van het kanaal was komen te liggen. Op 20 augustus 1937 was de eerste tocht van de rijdende pont.
In 1933 begon de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal. Rijkswaterstaat gaf zes veerwagens de gelegenheid het kanaal over te steken. Eén ervan onderhield de verbinding over het kanaal bij Oud-Diemen, van de Ouddiemerlaan naar de Diemerzeedijk.
Voetgangers en fietsers mochten tot 1960 geen gebruik maken van deze veren, zij waren tot dat jaar aangewezen op overzet per roeiboot. Met de verbreding van het Amsterdam-Rijnkanaal zijn de veerwagens in 1972 afgeschaft en vervangen door vrij varende pontveren.
Een veerwagen is een bijzonder soort pontveer, dat niet vaart, maar over op de bodem van het water gelegen rails rijdt. Het gaat daarbij om een platform op een boven water stekende stellage, waar wielen onder gemonteerd zijn. Die trekt zichzelf aan een ketting over rails op de bodem van een kanaal naar de overkant. De veerwagens hadden een bedieningsruimte en schuilgelegenheid op het dek, en waren in later jaren voorzien van radar.
