Verdwalen doe je in je eentje. Als je iemand de weg vraagt, weet die waar je bent. Onder de intrigerende naam Ga je mee verdwalen organiseerde stichting Kantlijn een voorleesavond in Perdu aan de Kloveniersburgwal. Aan drie ronde tafeltjes zitten vijftien dichters klaar om hun gedicht voor te dragen. De presentator speelt op zijn gitaar om de aandacht van het publiek te verleggen naar het podium. De avond gaat beginnen.
Martien van Oorsouw | Foto’s Hans Sprakel
Stichting Kantlijn organiseert laagdrempelige schrijfworkshops. Een selectie van de verhalen en gedichten verschijnt op de achterpagina van de straatkrant Z! ‘Iedereen is welkom,’ benadrukt Jesje De Schepper, secretaris van de stichting. Dit is de halfjaarlijkse presentatie van de resultaten van de schrijfworkshops.
Schrijfcoaches Jean Koolen en Ruby Sanders doen de presentatie. Jean introduceert de dichters, Ruby interviewt de gasten. Jos van Hest is dichter, hij vertelt over zijn praktijk. Anne van Delft is de andere gast van de avond. Zij is verhalenverteller en begeleider van vertelprojecten. De beginzinnen van deze reportage zijn van haar. Na de pauze draagt zij een verhaal voor over een potvis en een meeuw, gebaseerd op een verhaal van Toon Tellegen.
Sytske bijt het spits af. Ze komt zo vaak naar de schrijfworkshops als ze kan, het zijn de lichtpuntjes van de week. Tien jaar geleden overleed haar man. ‘Eigenlijk richt ik een monumentje op. Het blijft een bron van verdriet, maar ook van inspiratie.’ Het gedicht dat ze voordraagt is gebaseerd op slaapliedjes van vroeger.
JB vertelt over een dwaaltocht over het water, van badwater, regenplassen, de sloot tot de Lange Vijverberg, die langs de Hofvijver in Den Haag loopt.
‘Ik vond het wel leuk dat ik een werkwoord kon weggeven’, zegt Els. Ik geef je het helen heet het gedicht dat ze voordraagt. Het tweede gedicht, getiteld Na al die jaren, is een stuk korter: Eindelijk vond ik de ware/ hij zocht verder.
De schrijfworkshops duren twee uur en hebben een vaste routine. Na de ontvangst met koffie kletsen de deelnemers even bij. Het thema wordt besproken. Dan volgt drie kwartier intensief schrijven. Daarna geven de deelnemers elkaar feedback.
‘Het belangrijkste van schrijven is dat je erachter komt dat taal van jou is,’ zegt Jos van Hest. ‘Veel talen worden van je afgepakt, door woordvoerders, nieuwslezers, politici. Dat begint al op school. Kinderen leren het goede antwoord te geven, ze gaan denken dat anderen het antwoord hebben. Ze krijgen al snel het idee dat taal buiten hen staat.’
Jos van Hest is dichter. Hij is uitgenodigd om over zijn praktijk te praten. ‘Door de workshops leer je je eigen taal gebruiken.’ Wanneer is een gedicht af? ‘Als jij vindt dat het af is.’
Hij wordt geïnterviewd door Ruby Sanders, journalist en al tien jaar werkzaam bij Kantlijn, eerst als vrijwilliger, later als docent. Ze haalt veel inspiratie uit de groepen die ze begeleidt. ‘Ik vind het knap dat ze in drie kwartier een gedicht kunnen maken. Zij hebben een heel andere kijk op allerlei zaken.’
Oorspronkelijk is Kantlijn opgezet als dagbesteding voor thuislozen, ter ontwikkeling van hun talent. In de loop der jaren is de doelgroep veel breder geworden: iedereen die zich in en door het schrijven wil ontwikkelen is welkom.
‘Of mensen nu een dak boven het hoofd of grond onder de voeten missen, bij ons zijn ze schrijver. Voor sommige schrijvers vormen hun beproevingen een voedingsbodem voor creativiteit. Er is aandacht voor elkaars verhaal. Problemen mogen er zijn. Maar mensen kiezen altijd zelf wat ze willen delen. En tijdens de workshops wordt er inspiratie geboden en aanspraak gemaakt op hun eigen kracht. En hun talent natuurlijk’, aldus Jesje.
‘Eigenlijk is de schrijfworkshop een vrijplaats voor de deelnemers, dat stellen ze ook op prijs. Misschien is het wel een vorm van zelfzorg,’ vervolgt Ruby, ‘ze geven elkaar adviezen, maar het schrijven staat voorop.’
Thema’s om over te schrijven komen vaak uit de actualiteit. ‘We hebben ze wel eens een alternatieve troonrede laten schrijven, Soms dient een filmpje als inspiratie, of een bepaalde dichtvorm als een ollebolleke.’
Onder begeleiding van Jean zingt Leo zijn gedicht. In de toekomst wil hij er een soundscape van maken. Hij zou wel meer liedjes willen schrijven.
Het gedicht van Anne over verdwalen eindigt met de zin: weet je we hoeven nergens naar toe… Een bundel van haar is op Kantlijn te vinden.
Moed is een woord dat volgens Hedy Jane bestaat uit vier soldaten van het letteralfabet. De laatste correcties zijn niet in de tekst aangebracht die geprojecteerd wordt. Dat maakt het voorlezen spannend.
Als Ada achter het spreekgestoelte heeft plaatsgenomen, vertelt ze dat dit waarschijnlijk het eerste gedicht is waar ze niet om moet huilen. Het gedicht gaat over een klimtocht op een lentedag: Mijn hart kan het aan in hetzelfde tempo te blijven hollen. Het is een oud gedicht, normaal schrijft ze ‘over trollen, elfjes en zo.’
Lucien vertelt een verhaal waarin een boom vertelt over wat hij meemaakt ‘in de straat achter de Oba op het Javaplein.’ Ik houd me hier goed staande. NU moet je luisteren. De verhalen hier zijn altijd zo vol humor. Ik lig in de kronkels.
Ronald leest een lang verhaal voor over zijn reis naar volwassenheid. Je ego is een maaksel dat jezelf hebt gemaakt om in je jeugd te overleven. (…) Het is ballast.
Hoe begin je een gedicht? ‘Loop eens door je huis en noteer tien zelfstandige naamwoorden’, zegt Jos van Hest, ‘verzin er bijvoeglijk naamwoorden bij die er niet bij passen. Schrijf een paar zinnen waarin je de combinatie passend maakt. Misschien verras je jezelf. Je kunt het ook als gezelschapsspel spelen.’
Tot slot geeft hij enkele tips. De belangrijkste twee: blader eens in een woordenboek. En luister naar de stem in je hoofd.