Home Overzicht Verhalen uit de Plantage | Een heer van stand

Verhalen uit de Plantage | Een heer van stand

0
| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |

‘Hoe ouder alles herinnering wordt’, hoe langer ik er over nadenk, des te meer besef ik hoe bijzonder de janboel was in de jaren zestig tot negentig van de vorige eeuw in het koffiehuis. Gevestigd op, na de verhuizing bij, het Leidseplein. Gerenommeerde juristen dolden in hun lunchpauze met pooiers en voormalig gedetineerden. De Rechtbank was om de hoek. Gevierde acteurs zaten er tussen de repetities door te kaarten. Soms nog geschminkt. De Schouwburg was aan de overkant. Hoogleraren waren in een gemoedelijke sfeer aan het toepen met studenten. De Universiteit was aan de andere kant van de Leidsestraat. Ik herinner me ‘Henk’, de decaan, zeer aimabel persoon. Vreemd genoeg met veel verstand van voetbal. Al was dat in die tijd een ander verhaal dan het huidige miljardenbal. Henk kon lyrisch uitwijden over Piet Keizer. Alle spelletjes werden gespeeld om geld. Al gingen er zelden grote bedragen om.

Er liep een man rond in het schaakcafé, waarschijnlijk Italiaan, daarover bestond geen uitsluitsel, met een stok kaarten die hij je schuddend, uitnodigend aanbood. Met de woorden ‘spielie ?’ Ik heb hem nooit iets anders horen zeggen. Die werd dus ‘spielie’ genoemd. Niemand stoorde zich verder aan hem. ‘Weggeef Robbie’ was een autistische jongen die alleen ‘omgekeerd schaak’ speelde. Hierbij was het de kunst om al je stukken zo snel mogelijk kwijt te raken. Slaan was verplicht. In deze spelvariant was hij niet te kloppen. Op gezette tijden kwam een (verder voor iedereen onbekende) man langs die een uurtje of langer achter een opgezet schaakbord ging zitten. Het gebeurde regelmatig dat iemand dit deed achter zwart uit beleefdheid. Dit vormde een rituele uitnodiging voor een potje schaak. De man heeft echter nooit een zet gedaan noch een woord gesproken. Zijn ‘slachtoffers’, die tegenover hem plaatsnamen, gaven het na een kwartiertje maar op.

De dooddoeners waren van een betrekkelijke eenvoud, maar van grote schoonheid: ‘je moet lachen als je begraven wordt’. ‘Wat je krijgt dat hoef je niet te kopen’. ‘Hoe kan een moeder houden van zo’n kind?’.

Toch was het reilen en zeilen in het ‘Hok’ min of meer gebonden aan rituelen, mores, onbepaalde afspraken. Het werd niet op prijs gesteld als iemand uit zijn rol viel.

Zo was er het ‘incident Vié’. Leon Vié was ‘every inch a gentleman’, zij het enigszins excentriek. De man gold als autoriteit op het gebied van spelletjes. Leon had diverse publicaties op zijn naam staan. ‘Denk mee met Leon Vié’. ‘Go het oudste denkspel’. En Leon beheerde diverse puzzelrubrieken. Vié had het Japanse ‘Go’ geïntroduceerd in Europa. Om een duistere reden zag hij zich in het schaakcafé als ‘Pater familias’. Hij stond er op te worden aangesproken met ‘meneer’ (‘mijnheer’). Nou ja zo veel moeite is dat niet. Ieder deed hier braaf aan mee. Tot op een noodlottige avond één van de vaste gasten, die duidelijk een biertje teveel op had, hem zomaar begroette met ‘hé Viejeesma !’ Leon was diep beledigd. Hij vertrok met vliegende vaandels en hij is nooit meer teruggekeerd in het koffiehuis.

Het schaakcafé staat er nog op dezelfde locatie. Van de oude sfeer en de mensen is niets meer over.