Home Overzicht Verhalen uit de Plantage | ‘Heeft u een nummer?’

Verhalen uit de Plantage | ‘Heeft u een nummer?’

0
| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |

Eind jaren zestig. Als tamelijk onschuldig Haagse gymnasiast, aangekomen in Amsterdam, leer ik snel het klappen van de zweep. Voor stamp-tentamens moet je bij apotheek De Castro zijn, in de Muiderstraat. Buisje amfetamine, Efedrine (middel tegen astma), voor een paar dubbeltjes zonder recept. Om de hele nacht te kunnen doorstuderen volstaat een half tabletje. Deze historische apotheek is een paar jaar geleden opgeheven. Joods monument uitgewist na een kleine tweehonderd jaar. Het pand is verkocht, de winkel is verhuisd naar de Roetersstraat, recht tegenover Kriterion. Wat rest is de imposante geschiedenis. Ik hoop niet dat het weer een hotel wordt.

Januari 2021. Ik loop de straat uit naar de apotheek om een recept op te halen. Nieuwe eigenaars, nieuwe naam ‘de Medicijnmannen’… haha. Nieuwe locatie, nieuwe regels. Ik loop naar binnen door een beveiligingspoortje. Lege zaak, twee onbemande balies. Na twee minuten komt een slungel aangeslenterd. Hij draagt zijn haar opgebonden in een knotje. Niet zo mijn ding, maar moet kunnen. ‘Heeft u een nummer?’ ‘Nee natuurlijk niet, er is verder niemand!’ Los hiervan: een heer is geen nummer. ‘Protocol!’. Ik onderdruk de neiging om hem te vertellen dat hij zijn protocol en die peperdure rotzooi van hem kan opbergen op de plek aan de onderkant van zijn rug waar de zon nooit schijnt. Ik zwijg berustend. Ik trek een nummer uit een soort staande laptop met Engelse instructies. Mij hoor je niet, nieuw jaar, nieuwe voornemens. Maar dat gaat hem niks aan. (‘Q10’, best aardig nummer overigens, dat wel.)

Eén en ander doet me denken aan een vergelijkbare situatie in de jaren tachtig bij Bakker Rooth. Ook vertrokken, net als de groenteboer, de slager, de melkboer. Dan vergeet ik nog bijna Piet, de sigarenboer. Ik zou niet klagen, mij hoor je niet. Ik sta in de zaak, er is verder niemand. Een meisje komt van achter aangelopen, kijkt om zich heen. Ze vraagt: ‘Wie is er dan?’. Ik zeg: ‘Een half wit, gesneden alstublieft’. Ze vroeg niet naar mijn nummer.