De Wijttenbachstraat en beide Van Swindenstraten eren met hun naam professoren in de wijsbegeerte. Deze hooggeleerden beoefenden echter zeer verschillende wetenschapsgebieden. De eerste bestudeerde Oudgriekse teksten en de tweede beschouwde de wereld aan de hand van Newtons wiskundige beschrijving van de zwaartekracht.

Geleerden en straatnamen rond het Oosterpark – deel 6
Robert van Andel | Beeld Henk Pouw

Daniël Wijttenbach en Jean Henri van Swinden maakten naam in de Napoleontische tijd. Laat in de 19de eeuw, bij de Amsterdamse staduitbreiding buiten de wallen, besloot de gemeenteraad tot de vernoeming van deze professoren, die honderd jaar eerder verbonden waren aan het Athenaeum Illustre, de voorloper van de Universiteit van Amsterdam.

Wijttenbach bestudeerde de klassieke filosofen

Daniël Albert Wijttenbach (1746-1820) was een Zwitserse predikantenzoon. Hij kwam als jonge man naar Leiden om klassieke teksten te bestuderen in de traditie van een Leidse  wetenschappers en universitaire bibliothecarissen die gericht waren op Oudgriekse teksten. Zijn specialisme en talent maakten dat hij kort daarop hoogleraar werd aan het Remonstrants Seminarium te Amsterdam. Enige jaren later volgde een benoeming tot hoogleraar klassieke talen en wijsbegeerte aan het Athenaeum Illustre. Op middelbare leeftijd keerde hij terug in Leiden als opvolger van zijn leermeesters op de leerstoel klassieke talen en als bibliothecaris.

Levenslessen

De vernoeming van Daniël Wijttenbach in een straat bij het Oosterpark plaatst hem allerminst tussen verwante vakgenoten. De schrijvers tussen wie hij zich thuis voelde zijn te vinden bij een bezoek aan Amsterdam-West tuinstad Geuzenveld-Slotermeer. Midden vorige eeuw werd hier een filosofenwijk gebouwd met straatnamen die verwijzen naar de klassieke filosofen die Wijttenbach bestudeerde. Daar vindt men een Plato-, Socrates-, Aristoteles-, Zeno-, Epicuris-, Parmenides- en Senecastraat. En ook de  Plutarchusstraat,  die vernoemd is naar een Grieks-Romeinse  filosoof die leefde rond het begin van de christelijke jaartelling. Wijttenbachs roem als classicus berust op zijn verzorging – op verzoek van Oxford University Press – van Plutarchus ‘Moralia’, met daarin wereldbeschouwingen en levenslessen op velerlei gebied in dialoog- en/of essayvorm. Wijttenbach past zo in een klassieke literair-filosofische traditie.

De Verlichting

In de filosofenwijk van Geuzenveld-Slotermeer bevinden zich in een hoekje naast de Griekse en Latijnse filosofen de Descartesstraat en de Leibnitzstraat. René Descartes en Gottfried Wilhelm Leibnitz waren 17de eeuwers die als briljante wiskundigen, natuurkundigen en filosofen in de natuurfilosofische traditie staan  waarin ook Jean Henri van Swinden (1746-1823) zijn plaats heeft. Van Swinden werd opgeleid in Leiden in verschillende natuurwetenschappelijke disciplines zoals botanie en anatomie maar ook in de wiskunde, sterrenkunde en filosofie. Hij promoveerde in de filosofie op een proefschrift over Newtons zwaartekracht. Dit was toen een uiterst actueel onderwerp. Gedurende de hele 18de eeuw stond de wetenschap in het teken van onbegrensd ontzag voor Newtons wiskundige mechanica. Helemaal in die lijn streefde men inzicht na op grond van  verstandelijke analyse dus met de rede, dat inzicht moet vervolgens nog weer bevestigd worden via toetsing aan de praktijk. Geleerden in die tijd benoemden zelf hun wetenschappelijke houding en het tijdperk waarin zij leefden als ‘De Verlichting’. Deze aanduiding geldt nog steeds voor wetenschapsbeoefening in de 18de eeuw.

Van Swinden initieerde de eerste Amsterdamse volkstelling

Van Swinden werd kort na zijn afstuderen benoemd tot hoogleraar in de natuurlijke wijsbegeerte aan de Universiteit van Franeker, Friesland. Hij vervulde daar gedurende bijna twintig jaar een uiterst actieve rol in onderzoek en onderwijs en vond erkenning met de toekenning met enkele internationale wetenschappelijke prijzen vanwege werk aan het aardmagnetisme en aan de destijds nog zeer raadselachtige relatie tussen magnetisme en elektriciteit. Hij droeg het belang van wetenschapsgeschiedenis uit. Zijn vernoeming in straatnamen sluit daarbij aan.

De Universiteit van Franeker was de tweede Nederlandse universiteit, na de Universiteit van Leiden. Zij werd gesticht door de Staten van Friesland vanuit een calvinistische visie op de wereld en bestond van 1585 tot 1811. Er waren aanvankelijk vier faculteiten: theologie, rechten, medicijnen en vrije kunsten. In de loop der tijd werden 170 hoogleraren benoemd, waaronder ook leeropdrachten in de letteren en wijsbegeerte/natuurfilosofie. Er hebben 15.000 studenten  ingeschreven gestaan onder wie een flink aantal studenten van buiten Friesland, ook uit Polen en Hongarije. Meer dan 2000 promoties vonden er plaats. Na de viering van het tweehonderd jarig bestaan in 1785 zette de neergang van de universiteit in. Dat jaar vertrok Jean Henri van Swinden om hoogleraar in Amsterdam te worden. De tegenstellingen tussen Patriotten en Oranjegezinden liepen hoog op, ook in Franeker, en dat had negatieve gevolgen. Studentenaantallen liepen sterk terug en in 1811 werd de universiteit door Napoleon gesloten gelijktijdig met de sluiting van de universiteiten van Harderwijk en van Utrecht. Eise Eisinga’s planetarium is nu het fraaiste overblijfsel van Franekers wetenschappelijke verleden. Terzijde: de universiteit Utrecht werd in 1815, na de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden, heropgericht.

Als hoogleraar aan het Athenaeum Illustre met leeropdrachten in de wijsbegeerte, wiskunde, natuur- en sterrenkunde toont Van Swinden grote maatschappelijke inzet. Hij wordt politiek actief als volksvertegenwoordiger in de revolutionaire periode na de Franse inval in 1795 en als gedeputeerde van Amsterdam en is in 1801 kort lid van het bestuur van de Bataafse Republiek.

Tegen de grondwet

Op initiatief van de Franse regering wordt een internationale commissie, waar Van Swinden deel van uitmaakt, belast met de vaststelling van de meter; de beraadslagingen lopen van november 1798 tot juli 1799. Hij spant zich vervolgens in om in Nederland het nu vertrouwde metrieke stelsel in te voeren en publiceert een ‘Verhandeling over volmaakte maaten en gewigten’ in 1802.

De modernisering van het maatschappelijke leven heeft zijn volle aandacht. Hij initieert de eerste Amsterdamse volkstelling en rapporteert over de volksgezondheid waartoe hij huisnummering introduceert; straatnamen zullen met het oog op eenduidige woonadressen zijn belangstelling gehad hebben.

In 1814 neemt hij, op uitnodiging van de Soeverein Vorst, koning Willem I, deel aan de Vergadering der Notabelen, de grondwetgevende vergadering in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Hij stemt daar tegen deze grondwet.

‘Maand van de filosofie’ staat in april vermeld in de etalage van de Linnaeusboekhandel en ook elders in de stad trekken boekhandels zo aandacht, eventueel met de toevoeging dat in de winkel een ruim aanbod aan titels beschikbaar is. Filosofie behelst het streven naar wijsheid en kennis. Het ideaal dat lang door de wetenschap, soms vaag dan weer expliciet, gekoesterd is, zag filosofie als de wetenschap die de eerste axioma’s van kennis geeft waarop alle kennis gebouwd kan worden. In de 18de eeuw leek Newtons mechanica zo’n ideaal te vervullen; maar dit heeft geen stand kunnen houden tegenover natuurkundige ontdekkingen. De filosofie lijkt nu terug bij de situatie zoals bij de oude Grieken. Filosofen geven hun analyse en commentaar op zelf gekozen onderwerpen uit de vele verschijningsvormen van de wereld met eigen accenten in een zelf gekozen vorm, dialoog, opstel of boek en geven daar soms ook nog een richting naar de toekomst bij aan; maar van eenheid is allerminst sprake. Een wijze filosoof weet ook dat die niet haalbaar is.

Alle afleveringen van geleerden en straatnamen rond het Oosterpark