Laatst ging er tijdens mijn verhuizing een armbandje door mijn handen. Het bracht me terug naar mijn slaapkamer in het huis waarin ik was opgegroeid, zittend op mijn bed tegenover mijn eerste verliefdheid, jong en nerveus. Met een verwrongen glimlach van ongemak overhandigde hij me een doosje met een zwaan erop. Ik haalde het deksel eraf en zag het Swarovski-armbandje erin glinsteren. Het was helemaal niet mijn smaak, maar het was wat hij op die leeftijd dacht dat je aan meisjes hoorde te geven. Mijn ongemak was vervolgens nog tien keer groter, omdat hij me zo vroeg al zoiets duurs gaf, wat ik tegelijkertijd lief, misplaatst en gek vond, en omdat ik moest veinzen dat ik het mooi vond. We hadden drie weken verkering en waren allebei jarig geweest. Ik had niets voor hem.
Vol van zoete herinneringen stuurde ik hem een foto van het armbandje: ‘Kijk eens wat ik tegenkwam tijdens het uitruimen van mijn huis.’ Na al die jaren is het niet één keer in mijn smaak gevallen en nadat het was uitgegaan, heb ik het nooit meer gedragen. Toch kon ik het niet weggooien.
Een zoektocht door je spullen is een reflectie op je leven. Dit fenomeen realiseerde ik me tijdens die laatste verhuizing voor het eerst in zijn volle omvang. Blijkbaar hoort het bij het ouder worden. Voor het eerst had ik spullen die ik niet meer gebruikte, die absoluut geen functie meer voor me hadden, anders dan dat ze een herinnering waren aan een periode, een moment of een persoon, of – waarschijnlijker – al die dingen tegelijk. Daardoor kon ik me er niet toe zetten om ze weg te gooien. Maar ik kon er ook niets anders mee dan ze te bewaren. Puur en alleen om ze af en toe, om de paar maanden, weer tegen te komen, ze op te pakken. Rond te draaien in mijn hand en in mijn hoofd, en een bitterzoete glimlach te lachen.
Hoeveel Nederlanders zullen een dergelijke spullenverzameling hebben? Een verzameling van spullen die je alleen nog hebt voor de herinnering? Noemen we zulke mensen niet al snel hamsteraars? Ophopers? Want in onze kapitalistische consumptiemaatschappij moet alles een functie hebben; alles moet output hebben, anders is het een verspilling van ruimte, tijd en geld. Waarom zijn foto’s en fotoboeken de enige spullen die we een bestaan gunnen dat er puur is voor de herinnering? Waarom niet ook dingen als oude kleren of doosjes waar ooit iets in heeft gezeten? Het is een vorm van waarde die niet gecreëerd wordt door vraag en aanbod. Door schaarste of door de tijd die de productie heeft gekost, maar puur en alleen door menselijke ervaringen en hechtenis (de antropoloog Anna Tsing schreef er een boek over). En het koesteren van deze waarde is een tegengif voor de kapitalistische manier van denken.
Dus richtte ik in mijn nieuwe huis een plank in met ‘herinneringen’ in alle vormen en maten. Het fotoboek was er slechts één van.