[Column Jim Jansen]
Op de dag dat het kabinet viel, liep ik een rondje door Frankendael, voor mij al vierenvijftig jaar een van de mooiste plekken van Amsterdam-Oost. Ik keek naar de oranje oude schoorsteen waar twee ooievaars gemoedelijk op hun nest zaten en zag de leider van de grootste partij van Nederland zoals we hem al twintig jaar zien. Verongelijkt sprak hij de pers toe, volgens hem allemaal tuig van de richel. Het beeld is al meer dan twee decennia bijna identiek. Het steeds dunner wordende grijze haar en zijn minzame lippen met daar in de nabijheid een oneindige hoeveelheid plopkappen waar ik die van BNR – de gele- meteen herken.
In het speeltuintje onder de ooievaars speelt een gesluierde vrouw met haar twee kinderen. Er tegenover bij het koffietentje At the Parq leerde ik ooit een gevluchte Iraanse man kennen die later nog mijn website heeft gebouwd. Het contrast tussen de kakofonie op het Binnenhof en de maagdelijke rust van het park kan welhaast niet groter. Via mijn telefoon hoor ik dat Geerts’ langspeelplaat duidelijk op repeat staat. Het land gaat naar de knoppen, dat is de schuld van de asielzoekers en omdat hij niet meteen zijn zin krijgt, blaast hij het extreem rechtse kabinet op.
Terwijl ik om me heen keek, de bekende neuroprofessor Erik Scherder me zwaaiend passeerde, maakte een gelukzalig gevoel zich meester van me. Wilders is uit het kabinet gestapt met meeneming van zijn eigen vullis. Meer concreet, Fleur Agema die ziekenhuizen sloot. Barry Madler die weer 130 op de Afsluitdijk rijdt en Reinette Klever en haar gefantaseerde Oeganda deal. Terwijl het in Den Haag de hele dag zwaarbewolkt bleef, bleef het aangenaam toeven in het groen van het park, in de stad met 182 verschillende culturen die de bad, brood bed regeling in stand houdt. Naar eigen zeggen heeft Geert Wilders helemaal niets met Amsterdam en haar inwoners. Ik kan hem zeggen, dat gevoel is geheel wederzijds.
Reageren? [email protected]