Aan de Middenweg, tussen de winkel van het Leger des Heils en de zonnestudio, is een gat. Eind november merkte ik het voor het eerst op. De voorgevel was gesloopt, het dak weg. Inmiddels zijn ook de horizontale stalen balken verdwenen. De afgelopen maanden viel de afwezigheid van het pand me niet eens meer op. Tot vandaag, een grijze vrijdagochtend in januari. Soms zie je ineens wat er niet meer is.
Stilstaan bij wat er niet meer is – dat lukt bijna niet. In deze stille dagen ontstaat een nieuwe soort waan van de dag. Dagen zitten vol met het beste ervan maken, aanpassen en accepteren. Wat er niet meer is, merk ik niet eens meer op. En soms komt er opeens in een flits iets naar boven. Kijkend naar het gat aan de Middenweg dient zo’n afwezige zich aan: het geroezemoes.
Geroezemoes in het café, wachtend op de start van de film, in de wachtkamer van een ziekenhuis. De flarden van gesprekken, het gelach en gefluister van de mensen om je heen – ze betekenen iets, en ze doen iets met je. Ik zou willen stellen: geroezemoes is voeding voor de bewoners van een stad. Maar wat voor voeding? En waarvoor nodig? Zorgt het horen van geroezemoes voor een besef dat je niet alleen bent? Dat je mens bent onder andere mensen?
Het verdwijnen van geroezemoes staat in geen enkele maatregel. Het is een gevolg van regels als ‘horeca gesloten’, ‘kom zoveel mogelijk alleen’ en ‘blijf thuis’. En zo zijn er veel zaken die zijn verdwenen op stille wijze. Ik wil ze terugroepen, in herinnering brengen en niet vergeten.
Middenweg nummer 20. Ik kijk nog eens naar de leegte, en zie dat het pand een bioscoop geweest moet zijn. Daar was het scherm, met daarboven een afbeelding van een man en een vrouw. Beiden hebben een masker in hun hand. Een blij masker en een verdrietig masker, een lach en een traan. Dankzij de sloop kwam dit wandreliëf tevoorschijn. Ik probeer er hoop uit te putten: afwezigheid maakt soms iets zichtbaar.
Reageren? Dat kan via [email protected]