Home Oostelijk Havengebied Aan het einde van de wereld | Zeeburgerpad

Aan het einde van de wereld | Zeeburgerpad

0
Sharda Beerthuis

“Waar zijn we nu weer beland?” Vraagt Tess enthousiast. “Wat een prachtplek”. Ik ben het met haar eens. We wandelen richting de vroege lentezon het Zeeburgerpad af, tot onze weg wordt versperd door een ijzeren hek. Aan het hek hangt een simpel bord met de woorden: ‘Te koop, bel tel…’ Door de spijlen heen te zien verschuilt zich hierachter een heus privéland, verbonden door een idyllische loopbrug naar de geblakerde woonboot. Op de kade staan wat kunstobjecten, een klein huisje wat lijkt op een atelier, en achter de boot, een groot meer.

We zoeken op de kaart van Funda, maar het privéland is onvindbaar. Uit nieuwsgierigheid bellen we het nummer. Er wordt meteen opgenomen. “Hallo met Koos.” “Hoi Koos, ik sta hier voor een boot en vraag mij af voor hoeveel deze te koop staat?” “Vijf ton”, antwoordt Koos direct. “wacht ik zie jullie staan, ik kom naar buiten”. Koos is een vrolijke vent, draagt een zon-gele muts en is duidelijk een dwarsdenkende maker. Hij begroet ons vriendelijk en opent het hek. Het ene moment ben ik nog met Tess al slenterend aan het tobben over dat wat we nooit kunnen realiseren, want, het leven is duur als starter. Het volgende moment staan we in de boot.

“Welkom bij het einde van de wereld!” ontvangt Koos ons enthousiast. Het huis staat vol met allerlei zelfgemaakte meubels zoals zilver gespoten radiatoren, omgekeerde olieverf kunstwerken met kleurige bloemen, een gouden troon stoel en een knap gemaakt Cubaans mahoniehouten inloopkast. De goedgemutste bewoner vertelt over de twintig jaar dat hij hier al woont en de strijd die hij met ‘de ambtenaren’ heeft moeten voeren.

“Ze willen het liefst af van alle woonboten in Amsterdam, snap jij het?” Tess en ik, beiden ambtenaren, maar niet voor de gemeente Amsterdam, kijken elkaar vlug aan. Ik schud oprecht mijn hoofd, nee. Koos stelt wijs dat boten belangrijk zijn voor de stad, want, “Amsterdam is een stad van het water”. Hij heeft een punt, moeten we dit niet juist nú, met het groeiende gevaar op natte voeten, behouden? Hij draaft verder. “Ze komen hier soms, niet wetend van elkaar dat de ander net is geweest. Je moet het maar net treffen. De een snapt het wel, knijpt een oogje toe, en parkeert de zaak onder aan de agenda. De ander wil dat ik alles platgooi. Maar ze blijven het proberen…” Ik dwaal af. Naast het begrijpelijke geraas van Koos en het constante geruis van de stad ontbreekt er geluid, een verrassende stilte te midden van de stad.

Onvindbaar, onhoorbaar, in intieme relatie met het water van Amsterdam. Het einde van de wereld, zoveel dichter bij huis dan ik me ooit had kunnen voorstellen.

Foto Stadsarchief Amsterdam