In 2006 reageerde ik op een oproep van een nieuwe buurtkrant, de IJopener. En zo werd ik buurtreporter. Ik schreef over van alles en nog wat. Mijn favoriete onderwerp waren echter de ontwikkelingen en veranderingen of soms het gebrek daaraan in mijn eigen buurt, het Oostelijk Havengebied.

Tineke Kalk | Marcel de Cnock

 

Ik kende het Oostelijk Havengebied al wel voordat ik er in de zomer van 2005 kwam wonen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw fietste ik via de Verbindingsdam naar het KNSM- en het Java-eiland die bezet werden door nomaden en krakers. En begin jaren negentig van de vorige eeuw was een kennis van mij naar de KNSM-laan verhuisd. Het appartement was nieuw, ruim en mooi. En toch, ik was verbijsterd: wie gaat er nu aan het andere einde van de wereld wonen? En nu had ik zelf op deze plek mijn anker uitgeworpen.

Die zomer hadden we bewust geen vakantieplannen gemaakt. Waarom zouden we: elke dag gingen we zwemmen in het IJ, picknicken op het gras van de Bogortuin, een heerlijk rustige plek. Aan het einde van de middag dronken we wat bij Kanis en Meiland en ’s avonds bewonderden we de schitterende zonsondergang. Als toetje lag in augustus Sail letterlijk voor onze deur. De lift in ons gebouw raakte prompt ontregeld door al die gasten die de bewoners, ook wij, had uitgenodigd om dit feestje met ons mee te vieren.

Mevrouw Patat-Bak

Nog geen half jaar later werd ik redacteur van de net opgerichte krant, de IJopener. Dit was de manier om mijn buurt beter te leren kennen. Op de eerste redactievergadering werd mij duidelijk gemaakt dat je als redacteur een grote mate van vrijheid had in de onderwerpkeuze: zolang het maar iets met het verspreidingsgebied te maken had en leuk en leesbaar was. In de achttien jaar dat het blad bestaat, heb ik over van alles en nog wat geschreven: van verhalen over de (buurt)geschiedenis, over nieuwe leuke (eet)tentjes, over sociale projecten, duurzame initiatieven en markante gebouwen. Ik interviewde bekende en onbekende buurtgenoten en verzorgde acht jaar lang de boekenhoek.

Maar toen mij die eerste vergadering gevraagd werd waarover ik wilde schrijven, zei ik spontaan: rondslingerend plastic afval. Was het onder invloed van het adagio van leuk en leesbaar dat ik voor een ongebruikelijke vorm koos? Een interview met mevrouw Patat-Bak! Ik liet een patatbakje aan het woord dat een heerlijke warm gevoel kreeg toen ze gevuld werd, ‘een ervaring om nooit meer te vergeten al duurde het maar een paar minuten’ om zich daarna ‘leger en holler dan ooit’ te voelen. Met verve beschreef ik haar ellendige zwerftocht, eindigend met de waarschuwing: ‘Ik blijf rondzwerven, al zal ik door de tijden heen als maar kleiner en gerafelder worden. En toch. Ik overleef iedereen… ook U, beste lezer!’

Ik heb me daarna nooit meer bezondigd aan interviews met niet-levende wezens. Het onderwerp is echter nog steeds actueel: nazaten van Mevrouw Patat-Bak zwerven nog steeds over de kade.

En wat te denken van het thema luchtvervuiling? Zestien jaar geleden al, in 2007, organiseerde het stadsdeel Zeeburg, dat later opgegaan is in stadsdeel Oost, een debatavond over de luchtkwaliteit: Amsterdam moest voor 2010 de uitstoot van fijnstof met vijftien procent reduceren, want als de Europese norm niet gehaald zou worden, zou zij niet verder kunnen bouwen in bijvoorbeeld IJburg.

Op de uitnodiging stonden de belangrijkste maatregelen vermeld voor gezonde lucht: minder autoverkeer, beter openbaar vervoer en een milieuzone binnen de ring A10. Over de uitstoot van het scheepvaartverkeer over het IJ werd met geen woord gerept. Ik kwam erachter, tot mijn verbazing, dat daar ook geen metingen naar gedaan werden. Had het te maken met het feit dat Amsterdam daar niets over te zeggen had? En hoe zat het met de cruiseschepen die aan de Passenger Terminal afgemeerd lagen? Die bleken wél onder de directe verantwoordelijkheid van de stad te vallen. Die avond vroeg ik aan de wethouder wat hij aan de uitstoot van de Jewel of the Seas, de Saga Ruby, de Blue Moon en de Silver Wind in ons dichtbevolkte gebied ging doen. In Wonen aan de IJ-snelweg noteerde ik dat de wethouder beloofde dit punt op de agenda te zetten. Zestien jaar later, liggen de cruiseschepen er nog altijd. Metingen naar de uitstoot van het vaarverkeer over het IJ worden nog steeds niet gedaan.

Hitte, groen, bomen

De onderwerpen klimaat en opwarming kwamen vaak terug in mijn stukken. Toen ik in de voormalige havenbuurt kwam wonen viel ik op haar maritieme karakter. Tijdens die eerste idyllische zomer die ik in mijn nieuwe buurt doorbracht, kwam ik er echter achter dat op warme dagen de schaduw niet van bomen maar van hoge gebouwen kwam. ‘Blauw is groen’ was destijds de leuze van het stadsdeel geweest ter vergoelijking van het gebrek aan groen en bomen in het bijzonder. In de loop van de jaren, met steeds warmere zomers, werd duidelijk dat het Oostelijk Havengebied gloeiend donkerrood kleurde op de stedelijke hittekaart. Want ja, al dat blauw, het water, kaatste de hitte terug. Dat besef was ook doorgedrongen tot het stadsdeel, dat in zijn beleidsplannen het belang van groen en bomen benadrukte. Kleinschalige bewonersinitiatieven, van groentebakken tot de aanleg van groene perken, werden gesubsidieerd. Een echt masterplan ontbrak. En dat niet alleen: op een van de eilanden van het Oostelijk Havengebied, het Cruquiuseiland, werden zelfs bomen gekapt.

Dit voormalige industriegebied annex rafelrand werd als laatste eiland in het Oostelijk Havengebied omgetoverd tot een dichtbebouwde woonwijk. Langs de toegangsweg en ook elders op het eiland stonden volwassen, schaduwgevende bomen. Koesteren die groene parasols, zou je denken. En toch, in 2021, constateerde ik verbijsterd dat de bomen moesten wijken voor wegen en kabels. Waar was de regie vanuit de overheid? Als de verschillende partijen onder haar regie hadden samengewerkt had dat niet hoeven gebeuren.

Een jaar later besloten we als redactie voor het zomernummer van 2022 niet slechts één maar een aantal artikelen aan de hitte in de stad te wijden. Hoe zat het met de hittestress bij hond en baasje, vroeg ik mij bezorgd af. Hoe overleefden al die arme viervoeters met een dikke vacht tegen het poolklimaat de zomer? Op warme dagen zag ik ze met de tong uit hun bek over de kade sjokken. Van hun eveneens oververhitte baasjes kwam ik te weten dat hitte een aardig verdienmodel was voor de hondenindustrie: want wie goed voor zijn hond wilde zorgen moest toch op zijn minst een verkoelend vest voor de hondenborst, een hondenkoelmat en een hondenzwembad aanschaffen!

Dat de stad gebrek aan (woon)ruimte had zag ik vanuit mijn raam. Keek ik eerst naar groen en het IJsselmeer, nu stuitte mijn blik op een wand van steen: het Zeeburgereiland. Als ik lang genoeg leefde zou ik zelfs een Manhattan aan het IJ zien verrijzen. Planoloog Zef Hemel, die ik in 2023 interviewde over de toekomstige Sluisbuurt, voorspelde dat de demografie van Amsterdam ingrijpend zou veranderen: alleen wie het kon betalen zou binnen de ring A10 kunnen wonen. En in het gevecht om de vierkante meters zouden het vooral expats zijn die zich dat konden veroorloven. Het klopte voor mijn eigen appartementencomplex, dat inmiddels al heel wat expats telt.

Ook de druk op de openbare ruimte nam toe. De Bogortuin, mijn favoriete picknickplek aan het water, was ontdekt door de Lonely Planet en leek op zomerse dagen wel Zandvoort aan het IJ. En ook een andere favoriete plek werd bedreigd: de kop van het Java-eiland, een van de mooiste uitwaaiplekken van Amsterdam. Van het begin af aan werden er begerige blikken op geworpen en plannen gesmeed om deze lege plek vol te bouwen, zeer tegen de zin van de bewoners. In 2009 berichtte ik al over een inspraakavond waarop plannen werden gepresenteerd voor een hotel en een tijdelijke school met een vergunning van vijf jaar. Beide zijn, zoals dat heet, in de plint gekomen. Gelukkig bleef er nog voldoende uitwaaiplek over. Maar of dat zo blijft? De kop wordt namelijk genoemd als een van de mogelijke locaties voor het nationaal slavernijmuseum.

Wat voor andere ontwikkelingen en veranderingen zullen mijn buurt en haar omgeving in de komende jaren nog ondergaan? Ik zal er niet over meer schrijven. Maar wat nog veel belangrijker is: ik zal er ook niet meer over lezen. Elke IJopener stond vol met nieuws, achtergronden en verhalen over initiatieven van bewoners uit de diverse buurten. Het versterkte het buurtgevoel en de participatie. En ook de politiek onderkende het belang van een buurtkrant als de IJopener. Als zij daar ook in de praktijk naar gehandeld had, had de IJopener nog bestaan, net als al die omgezaagde bomen.