In maart 2025 kwam de biografie uit van fotograaf Cas Oorthuys, geschreven door Sybrand Hekking. Sommige buurtgenoten kennen Sybrand als secretaris van het Eilandenoverleg of door zijn rol bij de plannen voor Oostenburg of de Dijksgracht-Oost. Beroepsmatig speelt hij al zijn hele leven een actieve rol met betrekking tot het werk van fotografen. De vuistdikke biografie van Cas Oorthuys getuigt hiervan en is aanleiding om meer te willen weten over Sybrands werk.
Heleen Verschuren | Foto Björn Martens
Hoe ben je in de wereld van fotografie terechtgekomen?
“Ik wilde naar de kunstacademie om fotograaf te worden, maar mijn vader verbood dat want ik moest studeren. Uit balorigheid werd ik toen vorkheftruckchauffeur. Ik verdiende in een half jaar zoveel, met afdracht van kostgeld aan mijn ouders, dat ik naar Frankrijk afreisde. Ik trok er met een band rond waarbij ik er voor moest zorgen dat de dansvloer volliep. Dus ik inviteerde dames op de vloer om te dansen en even later overhandigde ik ze aan een ander om mee verder te dansen. In Frankrijk ontdekte ik de musea en de kunst en wilde ik geen zelfstandig fotograaf meer worden. Toen ik na een jaar terugkeerde, was kunstgeschiedenis studeren voor mijn vader een aanvaardbaar alternatief. Tijdens die studie is fotografie mij blijven fascineren.
Waarom een biografie over Cas Oorthuys?
“Dat heeft een lange voorgeschiedenis. In 1973 moest ik voor mijn afstuderen een scriptie schrijven. Er waren geen boeken over Nederlandse fotografen. Mijn keuze viel op Cas Oorthuys om heel praktische redenen. Hij woonde in Amsterdam en bleek makkelijk vindbaar te zijn, gewoon in het telefoonboek. Logisch, want hij leefde van opdrachten dus moest goed te vinden zijn. Toen ik aanbelde, trof ik echter zijn weduwe Lydia Krienen. Cas bleek al twee jaar dood te zijn. Lydia had altijd het fotobureau en de medewerkers georganiseerd en onderhield contact met opdrachtgevers en uitgevers terwijl Cas overal op de wereld fotografeerde. Voor mij heeft zij toen een jaar lang iedere week een bijeenkomst georganiseerd met mensen die iets over Cas konden vertellen. Hij bleek een groot en wijdvertakt netwerk te hebben. Ik zat met museumdirecteuren en kunstenaars aan tafel en sprak mensen uit de regering, captains of industry, professoren en uitgevers. Zijn communistische verleden was blijkbaar geen hindernis voor hun contact met hem. De kinderen uit zijn eerste huwelijk waren tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergebracht in dit netwerk. Niemand gaf echter privé-informatie waardoor mijn scriptie een monografie werd, een beschrijving van zijn werk.”
Waarom ben je toen niet doorgegaan met de biografie?
“Er gebeurden zoveel andere en leuke dingen. Voordat ik afstudeerde, wilden ze op mijn afdeling een kunsthistorisch tijdschrift uitgeven, maar ze konden geen uitgever vinden. Ik wist door het maken van de schoolkrant hoe je moest opmaken en zetten en na het drukken hoe te snijden en te vouwen. Vriend Harry Talsma en ik wilden dat tijdschrift wel maken. Dat bleek een schot in de roos te zijn! Na twee jaar hield ik ermee op en ging ik over fotografen schrijven en stelde exposities samen. Of kreeg ik opdrachten om de tekst te maken bij een fototentoonstelling, bijvoorbeeld van het Gemeente Museum.
Je kunt het je niet voorstellen: Mijn afdeling kunsthistorie bestond
uit 45 studenten en zat in een villa op het Museumplein!
In 1981 maakte Michel Pellanders foto’s van de grote staking bij de Fordfabrieken in Amsterdam. De FNV wilde daar een boek van en Michel vroeg mij als uitgever. Dat boek werd een enorme klapper! Ik dook nog dieper in de fotowereld en met Cary Markerink werd ik maker en uitgever van boeken over fotografen als Willem Diepraam of Dolf Toussaint. Mijn rol was zorgen voor geld, tentoonstellingen samenstellen en de contacten met de boekhandel. Sinds die tijd werd ik ook gevraagd voor commissies, of zat ik in de Raad voor de Kunst of het Mondriaanfonds. Ik doceerde zes jaar de geschiedenis van de fotografie aan de Amsterdamse Fotoacademie.”
En dan toch nog deze biografie?
“Ik wilde dat als we een boek over een fotograaf uitgaven één van onze schrijvers een biografie over die persoon maakte. Dat wilde ik dus ook over Oorthuys. Maar na dertien jaar moesten we in 1994 de uitgeverij opheffen: te klein als tafellaken en te groot als servet. We konden niet op tegen bedrijven zoals Taschen Verlag met een werelddistributie. Daarna werkte ik voor Amnesty International in de fotografische digitalisering en het opzetten van tentoonstellingen, ook op bijvoorbeeld Pinkpop of voor Fotofestival Naarden. Na weer dertien jaar ging ik in 2007 met prepensioen.
Op een verjaardagsfeest sprak ik de dochter van Cas Oorthuys. Daar ontstond het idee voor deze biografie. Ik heb toegezegd onder de voorwaarde dat alle materiaal toegankelijk voor me zou zijn. Lydia had op verzoek van Cas al zijn correspondentie verbrand. Ik moest dus bronnen vinden bij anderen aan wie hij geschreven had. Met enige tussenpauzes duurde het schrijven van de biografie daardoor ook weer dertien jaar.”
Fotografiemuseum Foam, De Ondergedoken Camera, tentoonstelling met werk van Nederlandse fotografen die de gevolgen van de Duitse bezetting tijdens de Hongerwinter in Amsterdam vastlegden, t/m 2 oktober 2025