Het regent nog als ik de deur uitga voor mijn ochtend ommetje. Maar het wordt langzaam droog en de zon doet aarzelend een poging om door het wolkendek heen te schijnen. Het geeft mooi licht op het water onder de Torontobrug en ik neem een paar foto’s. Ik twijfel of ik op één van de bankjes zal gaan zitten om mijn koffie op te drinken. Ze zien er nog nat uit. Bovendien zit daar al iemand, een redelijk omvangrijke vrouw in slonzige kleding en met twee grote plastic tassen naast zich.
Ik ben nog op afstand als ze al tegen mij begint te praten ‘Mevrouw, is dit uw hobby?’ Zonder een antwoord af te wachten gaat ze verder. En al zit er geen logische lijn in haar verhaal en neemt ze geen adempauze tussen haar zinnen, ik ga op het randje van de kade zitten en probeer naar haar te luisteren.
Een verdrietig verhaal over haar verleden, haar werkzame leven als portretfotograaf, opdrachten van musea om kunstenaars te portretteren, bedragen die ze ermee verdiende. Maar ook over te goed van vertrouwen zijn en beroofd van al haar apparatuur en bestanden. Van bankrekeningen die geblokkeerd zijn, van bewindvoerders en medicijnen, die haar dof maken. Hierna wordt haar verhaal warriger en het lukt mij niet meer om er nog een beetje rode draad uit te halen. Ik probeer het gesprek af te ronden.
Terwijl ik opsta vraagt ze uit het niets ‘gelooft u in God?’ Ik denk aan de woorden die ik ooit ergens las ‘God is een proces’, een omschrijving die ik wel interessant vond. Maar het lijkt niet het moment of de persoon om hier een discussie over aan te gaan, dus ik ontken. ‘Wilt u dan voor mij duimen dat mijn man bij mij terugkomt? Hij is illegaal namelijk, begrijpt u?’
Ik snap het verband niet helemaal, maar krijg er wel een beeld bij dat ze ook daar te goed van vertrouwen is geweest. Als belofte steek ik beide duimen omhoog. ‘Fijne dag nog verder hè’, zeg ik als laatste om het gesprek echt af te sluiten. Ik gooi mijn inmiddels lege koffiebekertje in de prullenbak en vervolg mijn wandeling langs het water.